Concreet: het opstellen en uitreken van een kostenverdeelstaat
- Gepubliceerd in Boekhouden
- Lees 4081 keer
Stap 1: het opstellen van de kostenverdeelstaat
- je begint van het kade op pg 88
- links staan de verschillende kostensoorten die gemaakt zijn
- boven staan de kostenplaatsen, er is in theorie geen limiet aan hoeveel plaatsen men kan maken maar meestal worden volgende gebruikt:
- hulpkostenplaats (hebben niets te maken met de essentie van het bedrijf maar zijn nodig )
- algemene kostenplaats (vervuld algemene taken: vb personeelsbeheer, management,….)
- industriële kostenplaats = productiekostenplaats = fabricagekostenplaatsen
- opm: als er meer dan 1 kostendrager is zal iedere kostendrager heel waarschijnlijk zijn eigen industriële kostenplaats hebben
- verkoopkostenplaats
- opm: de oefening moet je zeggen welke kostenplaatsen ze willen dat je gebruikt.
- rechts boven staan de kostendragers, ook hier is er geen limiet aan hoeveel kostendragers er kunnen zijn
- je vult dit kader op met alle kosten uit de gegevens en berekend de totalen van iedere kollom.
Stap 2: toewijzen van kostenplaatsen naar kostendragers
- je moet het totaal van iedere kostenplaats (behalve verkoopkostenplaats) toewijzen aan een kostendrager of een andere kostenplaats, je begint van links naar rechts. Hoe ieder totaal opgesplitst wordt hangt af van de verdeelsleutel. Deze is gegeven of moet uitgerekend worden. Op het einde he b je enkel een totaal voor iedere kostendrager en een totaal voor verkoopkostenplaats.
Stap 3 : het lijstje van joke = een aantal berekeningen die je moet uitvoeren op de kostendrager
kostendrager (wat je uit de kostenverdeelstaat vond )
- verkoopwaarde afval (want dit is een extra opbrengst)
+ afvalverwerkingskosten
+ BV goederen in bewerking (de kost is al gemaakt maar nog niet verwerkt)
- EV goederen in bewerking (de kost zal later verwerkt worden )
- kostprijs 2de keuze = kostprijs bijproducten = uitval (producten die niet slagen voor kwaliteit maar die wel verkocht kunnen worden en dus nog waarde hebben)
(+ fabricagekostprijs van de verkochte goederen van een verwerkte kostendrager)
= fabricagekostprijs van de geproduceerde goederen
+ beginvoorraad van geheel product
+ beginvoorrraad van uitval
- eindvoorrraad gereed product
- eindvoorraad uitval
Opm: deze goederen zijn niet in de kostenverdeelstaat gemaakt, het is hierdoor dat zij een andere waarde kunnen hebben dan wat in de kostenverdeelstaat wordt aangetoond. Je moet deze goederen waarderen op basis van FIFO, LIFO,….
= fabricagekostprijs van de verkochte goederen
+ verkoopskosten
= verkoopskostprijs van de verkochte goederen (1)
Omzet (= verkoopsprijs* verkocht aantal eenheden – (1) = analytisch resultaat
- maw wat de kostendrager je opleverd
Opm: iedere kostendrager heeft zijn eigen lijstje
Opm: Als je verschillende kostendragers hebt die verwerkt worden in elkaar (een voorbeeld hiervan is dat een kostendrager 1 een product is dat in kostendrager 2 wordt verwerkt) ga je als volgt tewerk:
- je zult rekenen tot de fabricagekostprijs van de verkochte goederen van het te verwerken product, deze tel je bij de kostendrager 2 op (zie lijstje voor waar dit moet) je stopt nu in kostendrager 1 en doet verder in kostendrager 2
- men stopt hier omdat men nooit verkoopkosten kan hebben als men aan zichzelf verkoopt.
- kostendrager 1 wordt als een grondstofkost gzn die nog niet toegekend was aan kostendrager 2 in de kostenverdeelstaat