HET BEDRIJFSKAPITAAL
1) BK= permanente kapitalen (als in EV + VVLT) – netto vaste activa
Positief resultaat: overschot vormt een veiligheidsmarge. Er is dus permanent kapitaal over. Dit wordt nu bedrijfskapitaal genoemd, omdat het ook een stuk van de vlottende activa (bedrijfscyclus) financiert.
Bedrijfskapitaal wijzigt:
EV wijzigt (reservering, kapitaalverhoging….)
Aflossing LT schulden
afschrijving activa
investeringen
herschikken financiële schulden
afslossingsperiode kredieten > afschrijvingsperiode van de erdoor gefinancierde activa => BK evolueert positief.
2) BK= vlottende activa – opeisbaar op korte termijn
3) Veiligheidsmarge %= BK / opeisbaar op KT
4) Liquiditeitscoefficient= Vlottende activa (-voorraden) / opvraagbaar op KT
met hoeveel % overtreffen de liquide middelen de opvraagbare KT. (alles boven de 100 is opnieuw de veiligheidmarge (3.) Soms worden voorraden afgetrokken omdat zij als minst liquide worden gezien. Maar opletten, want maar een deel van de voorraad is zo.
5) RBO= bedrijfskapitaal / omzet
6) Acid test meet of het bedrijfskapitaal voldoende groot is om de voorraden te financieren. = bedrijfskapitaal/voorraden . wrange smaak?
als < 1 dan slaag je niet voor de test, en zal je niet gemakkelijk een krediet krijgen
Invloed van de aard van het bedrijf: voorraad en handelsvorderingen politiek bepalen mee!
Dit zijn beide onderdelen van de vlottende activa.
een industrieel bedrijf zal grotere waarden hebben van hun voorraden, omdat er mankracht wordt toegevoegd aan de grondstoffen. => vlottende activa stijgt => BK stijgt
distributiebedrijf van voeding: kleine voorraden, snellere realisaties, handelsvorderingen zijn ook laag want contante betaling is gebruikelijk in deze sector. => vl A lager => BK lager.
Negatief: als betalingstermijn leverancier > termijn dat de voorraad in het bedrijf is plus betalingstermijnen van de klanten. => vaste activa worden betaald door stuk van opvraagbaar KT
Invloed managementbeslissingen
Vermindering van voorraden => vlottende activa daalt
Vermindering gemiddelde betalingstermijn vr klanten => vlottende activa daalt
Verlenging gemiddelde betalingstermijn aan leveranciers => VVKT daalt
Vb. Stel BK blijft hetzelfde (p30 voorbeeld)
Voorraden zijn gezakt van 9000 naar 8000. Dwz. Vlottende activa zakken.
Handelsvorderingen zijn gezakt van 10 000 naar 9 000. Dwz vlottende activa zakken.
Betalingstermijn aan leveranciers korter. 12 000 naar 13 000. VVKT stijgt.
ü Geen KI meer nodig in situatie twee. Minder bedrijfskapitaal nodig.
ü Alternatief: bedrijfskapitaal versterken om situatie 1 te dragen. Door permanent kapitaal te verhogen en vaste activa te verlagen. (andere definitie BK)
Moeilijk te zeggen waar het bedrijfskapitaal gelokaliseerd wordt. De stelling ‘alles financiert alles’ geldt. Het bedrijfskapitaal van 2000 euro wordt gezien als een veiligheidsmarge die wordt ondergebracht bij de vlottende activa. Het is een soort van eerstelijnshulp voor de traagste leveranciers, de moeilijkst realiseerbare voorraden of de traagst betalende klant.
DE ROTATIESNELHEDEN: de omzettijd van voorraden, handelsvorderingen en handelsschulden. Vooral vergelijken onder elkaar, en tussen bedrijven van dezelfde sector.
A De voorraadrotatie
omzetbenadering= kostprijs van de verkopen/voorraden
= omzet – nettobedrijfsresultaat (beide aan kostprijstermen) (x)
Voorraden
Gemiddelde omzettijd van de voorraden: (1/voorraadrotatie) x 365 (dagen)
Meestal gunstiger resultaat dan in realiteit want in de teller zijn kosten inbegrepen die we niet terugvinden in de noemer. Vb. personeelskost, productiekost (niet in voorraad), afschrijvingen betr VA.
Techniek van voorraadwaardering heeft hier ook een grote invloed op.
Aankoopbenadering= aankopen HG + voorraadmutatie
Voorraden
Deze benadering is enkel van toepassing op handelszaken die geen wijzigingen aanbrengen aan de goederen. Toch bewerkt, dan is deze coefficient niet juist. Want de noemer omvat hier toegevoegde waarde (itt teller).
Gemiddelde omzettijd voorraad= (1/voorrraadrotatie) x 365
B Het klantenkrediet
Omzet vergelijken met het door de klanten verschuldigde bedrag. Hoeveel betalingsuitstel geven.
= omzet / handelsvorderingen (x)
Geëndosseerde handelseffecten moeten bij de handelsvorderingen worden geteld.
Dagen gemiddeld betalingsuitstel= (1/ratio klantenkrediet) x 365
C Het leverancierskrediet
Hoeveel dat de onderneming uitstel krijgt van haar leveranciers.
= aankopen / leveranciersschulden (x)
Steeds btw erbij (ook bij klantenkrediet)
Gemiddeld ontvangen betalingsuitstel = (1/ ratio leverancierskrediet) x 365 (dagen)