Menu

De stakeholdersbenadering

Situering

Aandacht voor de stakeholders is er al van bij het begin van de

managementwetenschappen. Sinds de jaren 80 spreekt men expliciet van een

stakeholderperspectief. De stakeholders zijn belanghebbenden wiens belangen

rechtstreeks en in grote mate door de organisatie worden beïnvloed. Dit kan

zijn in verband met positie, noden en betrachtingen. Echte pioniers zijn er niet

omdat deze strekking te geleidelijk ontstaan is. De schrijvers die zich er mee

profileerden in de jaren 80, waren vooral gedragswetenschappers.

Algemene kenmerken

Men volgt het complexe mensbeeld van de besluitvormingstheorie, vooral

het eigenbelang (stake). Men gebruikt ook elementen van klassiek denken. De

organisatie beïnvloedt de belangen van de stakeholder, die daarom met behulp

van machtsbronnen en politiek gedrag zal proberen om de organisatie zo veel

mogelijk te benutten om die eigenbelangen na te streven. Die eigenbelangen

kunnen leiden tot machtsconflicten, en zelfs disfunctioneel gedrag, waardoor

het gemeenschappelijk doel niet kan worden gerealiseerd.

Interne stakeholders en hun eigenbelangen:

- Eigenaars: zo hoog mogelijke winst, dividend, waarde aandelen

- Topmanagers: zo veel mogelijk macht en controle. imago en prestige

(omvang, groei, investeringen) van de organisatie zo goed mogelijk,

zodat dit op hen afstraalt.

- Midden managers: persoonlijke groei en ontwikkeling binnen het

vakgebied.

- Niet managers/overige werknemers: hoog loon, zekere, interessante en

uitdagende job.

- De interne stakeholders zorgen dat de organisatie niet bestaat. Het

gemeenschappelijk doel is het nastreven van het eigenbelang van de

dominante stakeholders.

Externe stakeholders en hun eigenbelangen:

- Overheid: efficiëntie en duurzaamheid grondstoffen, respect voor

juridisch kader, belastingen, werkgelegenheid, milieu en

bedrijfsomgeving.

- Klanten: prijs/kwaliteit, uitgebreid assortiment (maatwerk), innovatieve

en trendy producten en diensten, dienst na verkoop.

- Leveranciers: onderhandelingsruimte bij geplaatste bestellingen,

correcte en tijdige betaling, kredietwaardigheid.

- Verstrekkers van financiële middelen: kredietwaardigheid, correcte en

tijdige terugbetalingen.

- Drukkingsgroepen (bv milieu): zorg en aandacht voor hun belangen,

concrete acties, onderhandelingsruimte.

Veranderingen binnen organisaties zijn mobilisaties van macht en invloed,

dus kunnen ze terug gelinkt worden naar de stakeholders. Zo kan de organisatie

geïdentificeerd worden. De veranderingen, en machtsbronnen per stakeholder

en per verandering in kaart brengen, geeft een basis van waaruit je de andere

stakeholders zelf kunt beïnvloeden/managen in de richting van je eigen belang.

Bijzondere aandachtspunten

Deze lopen grotendeels samen met de besluitvormingstheorieën

- Plannen: veel aandacht voor het eigenbelang bij besluitvorming. Het

gemeenschappelijke doel weerspiegelt de belangen van de dominante

stakeholders.

- Organiseren: Veel aandacht voor de verdeling van macht en gezag,

machtsbronnen, en de wijze waarop macht kan worden gemobiliseerd.

- Controleren: er is meer onderhandelingsruimte zodat stakeholders hun

eigen belangen meer kunnen dienen.

- De informatiefilters staan hier in functie van de eigenbelangen.

- De betrokkenen doen aan politiek gedrag bij besluitvorming. Dat wil

zeggen dat men streeft naar verruiming van de eigen machtspositie.

Hierbij gebruikt men coalitievorming, lobbyen, onderhandelen (geven en

nemen, compromissen), manipuleren (zeer gerichte gedragsbeïnvloeding

zonder dat de andere zich ervan bewust is, vooral gepaard met sterk

machtsonevenwicht), blokkeringsgedrag, wederzijdse

afhankelijkheidsposities (wederdiensten voor later vragen), imago

opbouwen om anderen voor zich te winnen.

- Ook hier is er belang voor corporate governance, het belangenconflict

tussen topmanagement en eigenaars in de leiding van de organisatie.

Lees meer...

De besluitvormingstheorie

Situering

Ontstaat op het einde van de jaren 40 door Bansard die niet altijd tot

besluitvorming gerekend wordt. Hoogtepunt in de jaren 60 en 70. Pioniers zijn

Simon, Cyert, March (Behavioural theory of the firm), en ook Barnard en

Lindblom. Diverse achtergrond, vooral humane en gedragswetenschappelijke

hoek. Ze zijn multidisciplinair geschoold. (economie, informatica, politieke

wetenschappen)

Algemene kenmerken

Men heeft ook hier een complex mensbeeld. Men richt zich op twee

kenmerken: mensen zijn beperkt rationele wezens, en worden gedreven door

eigenbelang. Dit beïnvloedt hun gedrag en hun beslissingen. De beperkte

rationaliteit zorgt dat een mens niet in staat is om alle nodige informatie te

verzamelen om een volledige en objectieve kijk te hebben op het probleem, en

evenmin om die informatie te verwerken en te begrijpen om de beste oplossing

te kiezen. De gevonden oplossingen zijn eerder bevredigend. De beperkingen

zijn voor het zien van informatie en oplossingen zijn:

- De waarden: men ziet enkel wat men belangrijk vindt

- De opleiding of vakspecialisme: men ziet enkel waar men naar heeft

leren kijken.

- De ervaringen: men ziet enkel waar men mee vertrouwd is

- Positie of functie: men ziet enkel waar men direct mee te maken heeft.

Het eigenbelang stelt dat mensen niet allemaal dezelfde belangen en doelen

hebben, en er is geen universeel gedeeld eigenbelang. De verschillen in

eigenbelang zijn waarden, opvattingen en posities. Ook hierdoor is er geen ene

oplossing.

Bijzondere aandachtspunten

- Plannen: aandacht voor bijzondere kenmerken van besluitvorming, zoals

het nemen van beslissingen in onzekere omstandigheden, en voor de

vergelijking tussen het rationele en niet rationele besluitvormingsproces.

De doelen sluiten aan bij het eigenbelang van bepaalde groepen van

medewerkers en individuen, ze zijn dus gekleurd.

- Controleren: Gebruik van informatie en coördinatiemechanismen die de

effecten van eigenbelang en beperkte rationaliteit

beheersen/beïnvloeden.

Beperkte rationaliteit en eigenbelang zorgen voor informatiefilters in alle

managementfuncties, die het onmogelijk maken om beste beslissingen te

maken.

Het verloop; karakter, en management van organisationele

besluitvormingsprocessen is het aandachtspunt van deze strekking.

Lees meer...

: Kwantitatief managementperspectief

Situering

Ontstond eind jaren 40, begin 50. Ook gekend als operations research of

management science. Het is een opflakkering van klassiek managementperspectief. Vandaag populair omdat het toelaat wiskundige instrumenten en dus computers te gebruiken voor management. De pioniers hadden een achtergrond met exacte wetenschappen, technisch toegepaste wetenschappen (zoals ingenieurs, net als bij klassiek) en economische wetenschappen. De identiteit van de pioniers is niet bekend. Vermoedelijk de Whiz Kids bij Ford die experimenteerden met mathematische modellen. Hun bevindingen werden snel overgenomen. Aangezien hun bevindingen waren niet uniek en er werd geen grote wetenschappelijke discussie over gehouden, zodat zij op deachtergrond bleven.

Algemene kenmerken

De mens wordt beschouwd als programmeerbaar. Men zoekt naar

mathematische modellen en technieken om de programmatuur vorm te geven.

Het gaat bvb over prognose instrumenten, die aan de hand van historische en

actuele gegevens, toekomstige noden en behoeften trachten in te schatten.

Controle en opvolginginstrumenten zijn bvb accountingregistraties,

ratioberekeningen, prestatiemeetsystemen.

: Bijzondere aandachtspunten

- Plannen: door gebruik van prognoses en simulaties de toekomstige

omgeving voorspellen (trends en evoluties)

- Controleren: gesofisticeerde en vooral kwantitatieve controle

instrumenten.

Lees meer...

Managementperspectief van contingentiebenadering

Situering

Ontstond eind jaren 50, tot vandaag veel aanhangers. De pioniers hebben

diverse achtergronden, maar vooral humane en gedragswetenschapelijke hoek

(psychologie, sociologie, …). Burns en Stalker, Lawrence en Lorsch.

Algemene kenmerken

Net als systeemdenken ziet men de organisatie als open en complex. Ze

gaan verder en stellen dat de typische kenmerken van de omgeving en de

organisatie zelf zorgt dat er verschillende manieren zijn om organisaties te

managen, en niet one best way. Het management is dus situatieafhankelijk, en

er zijn geen universele of simplistische managementregels. Men zoekt naar

contingentiefactoren van de organisatie of haar omgeving, waar de wijze van

managen afhankelijk van is.

Voorbeelden hiervan zijn:

- de stabiliteit van de omgeving (stabiel vs dynamisch)

- voorspelbaarheid van de omgeving (zeker, onzeker)

- technologie van de organisatie (routine of niet)

- productiemethode (stuk, serie, continuproces)

- opleidingsniveau personeel

- socioculturele achtergrond personeel (landelijk, stedelijk)

- omvang van de organisatie

- fase in levenscyclus (opstartfase, groeifase, groot en succesvol, stabilisatie)

Bijzondere aandachtspunten

- Plannen: voorbereidend werk van de planning is belangrijk: analyse van

de omgeving en de typische kenmerken van de organisatie zelf.

- Organiseren: hoe beïnvloeden contingentiefactoren de structuur van de

organisatie?

- Leiden: in verschillende situaties is een verschillende leiderschapsstijl

aangewezen.

- De effectiviteit en efficiëntie hangen af van de afstemming van de

gemaakte managementkeuzes op de typische kenmerken van de

omgeving en de organisatie. Fit of mis fit.

- De externe omgeving en de kenmerken van de organisatie moeten

gekend zijn om juiste keuzes te kunnen maken inzake het management.

Lees meer...

Managementperspectief van systeembenadering Hb pg. 107

Situering

Deze strekking begon begin jaren 50, en kent tot nu diverse aanhangers. De

pioniers zijn mensen die vertrouwd waren met natuurwetenschappen, zij

brengen de biologische systeemmetafoor in management.

Algemene kenmerken

Integreert het klassieke en gedragsmatig management: het systeem is

mechanistisch, maar er wordt rekening gehouden met de invloed van

individuen. De organisatie wordt beschouwd als een verzameling van onderling

verbonden onderdelen of subsystemen, die dan weer uit samenhangende

entiteiten en componenten van die entiteiten bestaan. Elk subsysteem heeft

normaal een eigen naam, zodat het onderscheiden wordt van de rest. (bvb klok

is organisatie, radertjes en veren zijn 2 soorten entiteiten, roteersnelheid en

veerkracht zijn componenten. ‘aandrijfsysteem’ en ‘spanningssysteem’ zijn

subsystemen). In een organisatiecontext zijn entiteiten mensen,

informatiestromen, managementactiviteiten. Componenten zijn dan wensen,

noden, behoeften, of kanalen, informatievormen (formeel, informeel), of

discipline (economie, psychologie), structurele vormgeving (afdelingen). De

subsystemen zijn dan respectievelijk het sociale, informationele en functionele

subsysteem.

De organisatie is een open systeem, dat invloed uitoefent op haar omgeving

(acties, ingrepen) en erdoor beïnvloed wordt (reacties, anticipatie, aanpassing).

Men rekent hier ook lonen, nood aan grondstoffen, het verkopen van goederen,

en dus het aannemen van de marktsituatie bij. Om dit te kunnen uitdrukken,

zijn enkele nieuwe begrippen ingevoerd.

- Synergie: effect van de organisatie is groter dan het effect van de subsystemen afzonderlijk. Samenwerking leidt tot opportuniteiten.

- Grenzen: elk systeem en subsysteem onderscheid zich van de omgeving,

om de eigenheid van het (sub)systeem te bewaren. In een open systeem

zijn de grenzen dun en doordringbaar.

- Stromen: deze vloeien door de (sub)systemen, zodat ze interageren met

hun omgeving. (informatie, goederen, middelen)

- Feedforward/feedback: Voor een effectieve en efficiënte interactie

moet informatiesystemen voor (plannen, doelen, intenties) of na

(evaluatie) acties overgemaakt worden aan andere (sub)systemen en de

omgeving.

Bijzondere aandachtspunten

- Plannen: het voorbereidende werk van de planning is belangrijk, dus het

analyseren van de omgeving. De plannen sluiten expliciet aan bij de

kenmerken van die omgeving.

- Organiseren: de interne structuur wordt meer divers omdat elk

subsysteem een eigen leefwereld heeft. Er is dus nood aan coördinatie.

- Controle: feedforward en feedback informatiesystemen.

De subsystemen moeten niet alleen zelf efficiënt en effectief zijn, maar

er moet ook goede interactie en coördinatie zijn tussen de subsystemen

in functie van het geheel. De omgeving moet bestudeerd worden in functie van planning,organiseren en controleren.

Lees meer...

Human relations of gedragsmatig managementperspectief.

Situering in de tijd

Ontstaan in de jaren 30. Bereikte en hoogtepunt in de jaren 50 en 60.

Vandaag vermengd met moderne varianten. De pioniers hadden een

sociologische en psychologische achtergrond. Mayo, Follet, Maslow,

Herzberg, McGregor.

Algemene kenmerken

Mensgericht: organisaties zijn groepen van mensen. Het complexe

mensbeeld stelt dat mensen uniek, grillig, complex en onvoorstelbaar zijn, en

dus niet geprogrammeerd kunnen worden. Bovendien beïnvloeden ze elkaar.

Naast de opgelegde regels wordt het handelen van de mensen ook beïnvloed

door aandacht, respect, betoonde interesse en sociale contacten. Deze

gevoelsmatige logica kan de rationele logica afzwakken of versterken. Dit kan

resulteren in interne conflicten. Een mens heeft de wil en de vrije keuze om

dan te kiezen welk soort gedrag hij volgt. Mensen hebben verschillende

waarden en normen en dus gedragspreferenties, zodat zij anders zullen

reageren in een zelfde situatie.

Onderzoekers willen hier inzichten verwerven in de verschillende facetten

(wensen, normen, noden, conflicten met rationele logica) van het complex

mensbeeld, om het eruit voortvloeiende gedrag te kunnen begrijpen en

verklaren. Toe te passen regels ontwikkelen is minder belangrijk, en ze zullen

genuanceerder zijn, omdat ze voor complexe mensen gelden

Mayo vond tijdens zijn onderzoek in de Hawthorne fabrieken dat arbeiders

beter presteren als er goede verhoudingen zijn tussen hen onderling en met hun

hiërarchische chef. Dit leidt tot grotere tevredenheid. Bij zijn onderzoek bleef

de controlegroep even goed presteren als de groep die gemanipuleerd werd. Dit

kwam omdat ze meer aandacht kregen door het onderzoek, meer contact met

de bazen, en een hechter groepsgevoel.

Follet toonde het belang aan van informele groepen in organisaties, en het

belang om die in kaart te brengen, en zo het gedrag van de leden te verklaren

en bij te sturen. Verschillende mensen zochten naar factoren die mensen

motiveren om goed te presteren. Maslow stelde een piramide van subjectieve

behoeften op.

Herzberg stelde een lijst op van satisfactiefactoren en dissatisfactiefactoren, die mensen motiveren of net demotiveren. Deze twee groepen staan zeer ver uit elkaar (laag loon demotiveert, hoog loon blijft niet motiveren).

McGregor vond dat de bazen hun werknemers moeten kennen, en

op basis van hun kenmerken moest handelen. Als de mensen lui en hardleers

zijn, moeten ze gemotiveerd worden door beloning, bestraffing en strikte

controle. Enthousiaste en creatieve mensen moeten gemotiveerd worden door

inspraak en betrokkenheid.

X theorie

Y theorie

Werken: liever niet!

Geen ambitie

Aversie voor verandering

Onverantwoordelijk

Willen geleid worden

Werken: graag!

Creatief

Veranderen kan

Verantwoordelijk

Zelf-sturing is mogelijk

Bijzondere aandachtspunten

- Plannen: het complexe mensbeeld beïnvloedt de formulering van doelen.

- Organiseren: er is ook een informele structuur, groepen en

groepsdynamiek.

- Leiden: De werknemersgerichte leiderschapstijl is de mees efficiënte en

effectieve, omdat de werknemers gemotiveerd worden, eventueel door

inspraak en participatie.

- Controleren: het complexe mensbeeld maakt controlesystemen

ongeschikt.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen