De investeringen van de bedrijven
De 2e component van de aggregatieve vraag wordt gevormd door de gewenste investeringen van de bedrijven : symbool I
Tot investeringen behoren:
- nieuwe durzame kapitaalgoederen en de gewenste verandering (stijging/daling) van de voorraden grondstoffen
- halfafgewerkte en afgewerkte producten.
De gewenste investeringen verschillen conceptueel van de feitelijk investeringen (= investeringen ex post)
Het verschil tussen beide = de ongewenste voorraadinvesteringen = wanneer een bedrijf mee rof minder verkoopt dan gepland doen er zich ongewenste voorraadwijzigingen voor. (maken geen deel uit van de gewenste, wel van de feitelijke)
In tegenstelling tot de consumptie-uitgaven, die een eerder stabiele functie vormen van het beschikbare inkomen, fluctueren de bestedingen voor investeringen sterk.
Vb de aankoop van duurzame kapitaalgoederen --> onderneming zal beslissen kapitaalgoederen aan te kopen als de verwachte opbrengsten hoger is dan de prijs van het duurzame kapitaalgoed.
kost onmiddellijk <-> opbrengst in de toekomst => we kunnen niet vergelijken
èwe moeten de toekomstige opbrengsten actualiseren (= uitdrukken in de tegenwoordige/actuele waarde)
formule voor de berekening van de actuele waarde van een bedrag, S, dat na n jaren beschikbaar zal zijn:
NAW = netto actuele waarde
Zie vb p 562
- De intrestvoet i heeft een negatieve impact op de netto actuele waarde van potentiële investeringen.
Er bestaat een negatief verband tussen de intrestvoet en de gewenste investeringen: als de intrestvoet stijgt gaan er minder investeringsprojecten worden uitgevoerd.
- De prijs van kapitaalgoederen oefent een negatieve invloed uit op de NAW: hoe hoger de prijs van de kapitaalgoederen, hoe lager de NAW en hoe minder potentiële investeringen gerealiseerd worden.
- De verwachte (toekomstige) opbrengsten hebben een positieve impact op de NAW en dus ook op het investeringsvolume.
- De verwachte opbrengsten worden op hun beurt bepaald door de verwachtingen omtrent het volume van de verkopen,de outputprijzen en de productiekosten.