De private consumptie
Beschikbare inkomen is de voornaamste determinant van de consumptiebestedingen van alle gezinnen tesamen. (er spelen natuurlijk ook nog andere factoren mee)
Beschikbare inkomen = Yb
Hier is Yb = Y want er zijn geen belastingen, overheid,…
Nationaal inkomen (= som van factorinkomens) = nationaal product = Y (alleen hier)
overigens is bij een constant prijspeil (zie paragraaf 1) Y = reële nationaal product Q
De gezinnen gebruiken slechts een klein deel van het beschikbare inkomen voor consumptie-uitgaven, de rest sparen ze.
- om dit meer exact uit te drukkengebruiken we: marginale consumptiequote = de verhouding tussen de bijkomende private consumptie-uitgaven en bijkomend beschikbaar inkomen.
In symbolen:
c = marginale consumptiequote ∆ = verandering in de bijgevoegde variabele
C = private consumptie-uitgaven !!! 0 < c < 1
s = marginale spaarquote
- Er bestaat een lineair verband tussen de consumptie-uitgaven C en het beschikbare inkomen Yb
- Lineaire Consumptiefunctie
C0 = de autonome consumptie = dat deel van de consumptie-uitgaven dat onafhankelijk is van het beschikbare inkomen.
Private sparen (S) = Het deel van het inkomen dat niet gebruikt wordt voor consumptie-uitgaven.
- Lineaire Spaarfunctie
- S = Yb – C0 – cYb en 1-c = s
- S =-C0 + sYb
- S = - C0 + (1-c) Yb
- S = - C0 + sYb
s = (1 – c) : stelt de marginale spaarquote voor = verhouding tussen bijkomend sparen en bijkomend beschikbaar inkomen.
Gemiddelde consumptiequote = de totale consumptie-uitgaven per eenheid beschikbaar inkomen.
In het geval van de lineaire consumptiefunctie is de gemiddelde consumptiequote gelijk aan:
Hieruit volgt dat bij een lineaire consumptiefunctie met Co > 0 de gemiddelde consumptiequote steeds groter is dan de marginale en deze dichter benadert naarmate het beschikbare inkomen groter wordt. De spaarquote is analoog hieraan.
Zie vb p 561