Grafische voorstelling van gemiddelde en marginale arbeidsproductiviteit
GP= =
GP = rico van de snijlijn uit de oorsprong naar het betreffende punt op de productiefunctie
= tan van de hoek α
- Hoe groter de rico, hoe groter de GP
- Bij een concaaf verloop daalt de GP altijd
q B
α
qA
GP(B)=
MP = de helling van de raaklijn in een punt van de productiefunctie
= de rico van de raaklijn
= de verandering in output als de arbeid met een kleine hoeveelheid toeneemt
Het gaat over de laatste toegevoegde waarde en de verandering die de toevoeging van die extra eenheid teweeg brengt.
MP=
Zie slides p 10-12 H5!!!!
- Hoe steiler, hoe groter de rico, hoe groter de MP
- MP en GP zullen dalen naarmate de arbeid toeneemt
- MP en GP dalen continu
In praktijk is het vaak zo dat de productiviteit eerst stijgt, dan een maximum bereikt, en dan afneemt.
= wet van de variabele marginale opbrengsten
Vb. je hebt 15 kappers en 10 zetels
- Je hebt 5 kappers over
- Productiviteit daalt, maar stijgt eerst tot een maximum
- Variabele marginale opbrengsten ontstaan door het feit dat de kapitaalvoorraad qK constant wordt verondersteld.
Bij een constante kapitaalvoorraad heeft een toevoeging van een extra eenheid arbeid na verloop van tijd geen effect meer.