Kenmerken van de chartale geldschepping:
- In tegenstelling tot de gouden munten had papiergeld geen intrinsieke waarde. De waarde van het papiergeld wordt bepaald door wat men ermee kan kopen, maw door zijn koopkracht.
- Het papiergeld werd slechts voor een klein gedeelte gedekt door goud. Voor het grootste deel werd het gedekt door schuldvorderingen, dwz door krediet.
- Het papiergeld steunde op vertrouwenin de mogelijkheid van de banken om de bankbriefjes op elk moment om te wisselen in goud.
- werd ook wel fiduciair geld genoemd
- De overgang van goederengeld naar papiergeld betekende reële kostenbesparing ---> bij papiergeld verdwenen de vervoerskosten vrijwel.
Om falliessementen en overdreven kredietverleningen te voorkomen werd na verloop van tijd de bankbiljettenuitgifte toevertrouwd aan 1 bank: de centrale bank.
In België en in andere West-Europese landen werd de inwisselbaarheid van bankbriefjes tegen goud afgeschaft bij het begin van de Eerste Wereldoorlog.
Sinds 1999 is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het geldbeleid in Euroland.