De dialectiek van Marx
Marx spreekt van aliënatie en reïficatie onder het kapitalisme.
Aliënatie
Marx onderscheidt 4 elementen van de menselijke aliënatie vandaag:
(1) de planning werd de meeste arbeiders ontnomen
(2) het product dat ze maken hoort hen niet toe
(3) het loon dat ze produceren is maar een deel van de door hen geproduceerde winst (theorie van de meerwaarde); het belangrijkste punt: hun hele leven, dat ze in de fabriek of op het kantoor doorgebracht hebben wordt hen een beetje ontnomen, zodat er op het einde niets meer overschiet van de mogelijkheden en talenten, waarmee ze als kind ter wereld kwamen
→ vervreemding
Reïficatie
Van de mensen in dezemaatschappij, waar een werktuig vroeger een aanhangsel was van de mens, om hem/haar bij de arbeid te helpen, worden de moderne fabrieksarbeiders aanhangsels van de machine die hen haar ritme oplegt. Dus in de plaats van de mens staan de dingen (res) meer centraal.
Hetzelfde gebeurt met de ruilmiddelen, die vroeger nog in zekere zin gecontroleerd werden: het geld heeft een zodanige macht gekregen dat het bijna een eigen leven blijkt te leiden.
Als materialist gelooft Marx niet dat ideeën alleen de wereld kunnen veranderen. Wel ziet hij de filosofie als een theorie die de reële toestanden van concrete mensen onderzoekt en onthult en die de mensen over hun situatie informeert, tot de mensen zelf bereid zijn zich uit hun onderdrukking te bevrijden.
Kritiek op Marx
De kritiek komt uit verschillende kanten:
- de kerken verweten hem zijn aanvallen op godsdienst en kerk
- de adel en de burgerij verweten hem dat hij de opstand preekte tegen het gevestigde gezag en hun de macht wou ontnemen
- ….
→ zie boek pagina 75-76 voor voorbeelden