De rechtvaardigheidstheorie van John Rawls
Hij vertrekt van de gedachte dat een maatschappij een samenwerkingsverband is tussen rationele personen ter bevordering van hun belangen. Om zijn opvattingen van rechtvaardigheid te introduceren, stelt hij zich voor dat de basisstructuur van de maatschappij het voorwerp vormt van een oorspronkelijk contract tussen rationele personen die hun eigenbelang nastreven. De voorwaarden van dit contract zijn:
- Een egalitaristisch beginsel: een notie van gelijkheid staat centraal en er moet steeds rechtvaardiging worden gegeven voor het afwijken van deze gelijkheidsregel.
- Een fainess-beginsel: de principes afgesproken in het maatschappelijk contract dienen alle verdere afspraken te reguleren.
- De contractanten zijn ‘rationeel’ in de standaardbetekenis van de economische theorie: zij proberen alleen hun doelen te bereiken met de meest efficiënte middelen.
- De contractanten zijn wederzijds gedesinteresseerd: zij zijn niet geïnteresseerd in de belangen van anderen.
In de oorspronkelijke gelijkheidspositie worden de beslissingen genomen achter een ‘sluier der onwetendheid’: de contractanten weten met andere woorden niet welke plaats ze zullen innemen in welk soort maatschappij, welke gaven en gebreken ze zullen hebben, tot welke generatie ze behoren, wat hun sociale klasse zal zijn…. Zij weten alleen dat er dingen zijn waarvan zij liever meer dan minder hebben.
Het samenwerkingsverband tussen de contractanten heeft betrekking op de verdeling van de primaire sociale goederen (dit zijn goederen die elk mens nodig heeft om een menswaardig bestaan te leiden). Er zijn vijf soorten:
- Basisvrijheden: met betrekking tot meningsuiting, politieke vrijheid, geweten, vereniging, persoonlijke integriteit.
- Vrijheid van beweging en beroepskeuze.
- Macht en voordelen verbonden aan ambten en verantwoordelijke posities.
- Inkomen en vermogen
- De sociale grondslagen van het zelfrespect
Deze goederen moeten rechtvaardig verdeeld worden want zij vormen de basis van elk levensplan.
In de oorspronkelijke gelijkheidspositie, waarin de contractanten zich bevinden achter een ‘sluier der onwetendheid’, zullen zij de volgende twee regels in acht nemen:
- Het vermijden van risico’s (risk aversion) wat leidt tot een maximin-strategie: zij zullen zo kiezen dat mochten zij terechtkomen in een slechte situatie, die toch zo goed mogelijk is.
- Het principle of redress (beginsel van herstel): onverdiende ongelijkheden vragen om correctie. Dit houdt in dat zowel geluk als ongeluk gecorrigeerd moet worden (vb. handicap, erfenis).
De toepassing van deze twee regels zal volgens Rawls de contractanten ertoe brengen twee beginselen vast te leggen (het eerste heeft voorrang op het tweede):
- Het gelijkheidsbeginsel: iedereen behoort een gelijk recht te hebben op het meest uitgebreide totale systeem van gelijke basisvrijheden, dat verenigbaar is met een gelijksoortig systeem van vrijheden voor eenieder.
- Sociale en economische ongelijkheden moeten zo geregeld zijn dat ze tegelijk aan deze twee beginselen voldoet:
- Verschilbeginsel: de sociale en economische ongelijkheden moeten in het grootste voordeel van de minst begunstigden uitvallen.
- Beginsel van de faire gelijkheid van kansen: sociale en economische ongelijkheden moeten gekoppeld zijn aan maatschappelijke posities die voor iedereen openstaan in omstandigheden die een faire gelijkheid van kansen verzekeren.
De theorie van Rawls heeft alvast een ‘raamwerk’ geboden waarbinnen normatieve ethische theorie kan worden beschreven. In die zin spreken we van een ‘Rawlsiaans paradigma’: een paradigma waarin morele argumentatie wordt gecombineerd met economische theorie en analythische wijsbegeerte.
Rawls tracht om zijn rechtvaardigheidsconceptie zoveel mogelijk los te koppelen van ethische overwegingen: de besliskunde (rational choice theory) is het primaire kader.