Henri Mintzberg:
I => II = menselijke natuur: Elke mens houdt van een zekere mate complexiteit.
* Belangrijke assumptie: naarmate we meer kennis hebben worden we meer knowledgegericht (in een statische omgeving)
* Dynamisch en complex = moeilijke omgeving.
* Statische omgeving: Niet elk werkjaar is een ervaringsjaar.
* Dynamische omgeving: - kennis niet steeds cummuleerbaar, voorgaande kennis kan verblinden om opportuniteiten te zien (verouderde kennis)
- Belangrijk te weten welke kennis belangrijk is en welke je kan laten varan, voorbeeld onderschatting van de PC door IBM.
=> eens succesvol moet men steeds zoeken hoe het succes te behouden.
* In een dynamische omgeving is retentie belangrijk: Mensen kosten geld en aandacht.
*Taylor: - eenheid van bevel: maximum EN minimum 1 baas
- Scheiding van denken (hoofdarbeiders) en doen (handarbeiders).
=> Best in een statische omgeving: het probleem aan geschikte experten geven.
* Sommige bedrijven gaan in een dynamische, complexe omgeving de dynamiek onder controle houden door statische keuzes te maken (van IV naar II) => Controle en specificatie
* MacDonaldaniseren van de wereld: Eenvoudig maken (van II naar I). McDo=Beperkt in aanbod, constante kwaliteit, gestandaardiseerde processen (McDo University = zeer specifieke opleiding).
Voorbeeld: MacDonaldisering van de luchtvaartmaatschappij, vb (Jetair)/ Southwest: “lijnbus in de lucht”, “Aldiprincipe”: ander marktsegment, slechts beperkt aantal vluchten, voor de rest moet je maar naar de concurrent gaan. (Aldi heeft slechts 750 productnrs).
* IV: dynamish complex: spelers van deze markt worden verplicht dynamiek op te drijven. Voorbeeld: Benneton: 8 modes.
- Nood aan “DATA”-mensen
- Desire: Bezetenheid: - Passie: 8 uur werken of iets meer? Vandaag belangrijker dan competenties!!!
- Te ver gaan: vb journalist, hoe ver kan je gaan? Camera lokt ook nieuws uit dat er anders mss niet was...
- Ability: Competenties:
- Hoe vergankelijk zijn competenties? Belangrijkste basiscompetentie vandaag is Learn-ability: mogelijkheid om zich aan te passen aan een steeds veranderende context. 2 vragen: Bereidheid? & Snelheid?
(≠ studeren maar adapteren)
- IQ ó EQ: IQ beïnvloedt snelheid van leren. EQ is belangrijk voor leidinggevenden.
- Willingness is niet gecorreleerd met opleidingsniveau: het is niet omdat u hoger opgeleid bent dat u bereid bent meer te leren. Voorbeeld: beter niet zelfstandig worden met hoog diploma want als WN verdien je meer en het is makkelijker, maar het vereist wel een hoge willingness.
- Vroeg of laat wordt je in iets expert: * door attributie: u bent een expert omdat anderen het vinden, dit blijkt als je voortdurend geconsulteerd wordt.
* op KT leer je steeds meer maar slechts in 1 vak, wat als dit vak er niet meer is? Voorbeeld SAP expert.
- Temperamentally: Gedrag:
Voorbeeld: Virgin: “We hire attitudes but we train skills” => juiste spirit hebben om bij Virgin te vliegen.
Voorbeeld: Colruyt: gelijk welke job je komt doen, je moet eerst 3 weken rekken vullen, zo krijg je respect voor de andere werknemers.
Je kan het gedrag van de mensen veranderen maar niet de mensen zelf. Voorbeeld: Disney gaat humane processen uitdrukken in vastgelegde processen. Ze vertellen niepersoonlijkheid.
- Assets: specifieke troeven:
Bepaalde vaardigheden die je nooit aangeleerd hebt, maar die je bijvoorbeeld uit je opvoeding mee hebt. Iets dat je met andere woorden voor hebt op iemand anders. Dit is ook afhankelijk van tijd en ruimte
Asset management: ken de feiten, treedt tijdig en juist op, kort op de bal spelen.