Het socratische niet-weten en de platonische ideeënleer
Vanaf -450 verschuift het landschap van de kleine steden naar Athene dat een eigen vloot en leger had. Athene wordt een krachtige stadsstaat en er is een soort van democratie. (Vrije rechmatige burgers die grond hebben mogen zegje doen, vrouwen/kinderen/buitenlanders/mensen zonder grond niet)
=> op de agora werd alles besproken en het werd belangrijk mensen te kunnen overtuigen en leren politiek te spreken en redeneren.
=> Wat filosofen leren ontwikkelen bij die mensen en hun kinderen.
Met deze tijd verbonden zijn:
- SOCRATES (leermeester van Plato)
- PLATO (leermeester van Aristoteles)
- ARISTOTELES (leermeester van Alexander de Grote)
Er is dus een verschuiving van een archaïsche structuur, waarin alles (inclusief maatschappelijke regels) vastligt omwille van religieuze en mythische redenen, naar een nieuwe vorm waarin de rede een belangrijke plaats inneemt. Men begint meer na te denken over zaken zoals:
- Het goede leven
- Structuur van de werkelijkheid (ONTOLOGIE)
- Waarden/Normen
- De Staat