Ludwig Wittgenstein (1889-1951)
Wittgenstein heeft in zijn leven als filosoof een grote verandering
doorgemaakt. Men spreekt ook wel over wittgensteinWI en Wittgenstein II.
Wittgenstein I
De vroege Wittgenstein was een Common Sense Realist en het belangrijkste werk dat hij in deze periode geschreven heeft is de Tractatus. Kern van de Tractatus is alleen gesproken kan worden over dingen waar over gesproken kan worden. Dit betreft volgens Wittgenstein I alleen die dingen die echt in de wereld zijn. Ethiek bijvoorbeeld valt niet waar te nemen en dient ten gevolge verzwegen te blijven. Dit betekent echter niet dat Wittgenstein ethiek niet belangrijk vond.
Wittgenstein II
Wittgenstein II keert volledig tegen zichzelf en zijn Tractatus. In plaats van het Common Sense Realisme wordt Wittgenstein een contextualist.
Het belangrijkste boek dat hij in deze periode geschreven heeft is zijn “Philosophische Untersugingen”.
Kernpunten zijn:
- Tegen generaliseerbaarheid (behalen van maatwerk)
- Taal is een spel; accuracy of meaning
- De betekenis van woorden is te vinden in de functie van de woorden in de wereld.
- Taal als instrument
- Het gebruik van taal is afhankelijk van het doel.
- Woorden kunnen verschillende betekenissen hebben ondanks een gelijk uiterlijk; woorden zijn dus contextafhankelijk.
- Van essentialisme naar (family) resemblance
- “er zijn geen essenties maar er zijn relaties”
- Er zijn is niet een enkel gezamenlijk concept maar er zijn overlappende kenmerken
Voor Wiitgenstein II is de betekenis dus afhankelijk van de context, anders gezegd: context maakt betekenis.