Performativiteit
Eind jaren negentig, discussie over de eerste grote bonussen. In eerste instantie werd gedacht aan beperkt aantal individuen. Langzamerhand het besef dat het om veel topmensen ging, -> een ware cultuurverandering.
In veel beroepen staat intrinsieke arbeidsmotivatie (inhoud, plezier en maatschappelijk belang) centraal. Waarom is bij bankiers de extrinsieke motivatie (bonussen) zo belangrijk? Volgens Velthuis en Noordegraaf-Eelens, neoliberale inspiratie van de bonuscultuur:
- Neoliberale karakter ontleend aan Friedman (hij ontkent dat banken/grote ondernemingen een maatschappelijke verantwoordelijkheid zouden hebben).
- Daardoor hele theorieën over bonussen ontwikkeld, in ingewikkelde economische modellen. Managers kregen hoge bonus naarmate zij er beter in slaagden bepaalde doelen voor hun aandeelhouders te bereiken.
- Dus inhoud vh werk, ondergeschikt aan extrinsieke motivatie.
- Performativiteit = het gaat er om de werkelijkheid te veranderen, niet om haar te beschrijven. Economen beschrijven de werkelijkheid niet, ze performeren haar.
- Er werd een economisch model ontwikkeld dat een performatieve werking had: managers maken voortdurend rationele keuzes, streven alleen eigenbelang na, en zijn alleen via financiële prikkels te motiveren.
- Naar mate de topmensen bekend raakte met het model gingen ze zich er naar gedragen. Zolang de suggestie blijft bestaan dat de bonuscultuur gebaseerd is op een wetenschappelijk oordeel over de drijfveren vh menselijk handelen -> weinig verandering.