Thomas van Aquino en William van Ockham
Thomas van Acquino (13e eeuw)
- Met Thomas beleefd de christelijke middeleeuwse filosofie haar hoogtepunt à hij speelde voor het westen de rol die in de oudheid voor het laatst door Aristoteles gespeeld was
- Hij verbond de hele filosofie van Aristoteles met de christelijke leer de katholieke kerk kon het neothomisme uitroepen tot het officiële filosofie van alle katholieken (het neothomisme domineerde tot na de WO II
- Hij schiep als eerste een duidelijk onderscheid tussen geloven en weten, of hij probeerde die grens toch te trekken door de Openbaring (de Bijbel) en de leer van de kerk, leren we de eeuwige waarheden kennen, die we kunnen geloven
- Met ons verstand kunnen we wel aantonen dat we nooit verder komen dan hun waarschijnlijkheid = dit is enorme sprong uit het dogmatisme; dat die waarheden als absoluut aanzag en het onafhankelijke denken wantrouwde
- We moeten een onderscheid maken tussen de theoloog en de filosoof Acquino
de theoloog neemt aan dat God bestaat, dat de wereld door die God uit het niets geschapen werd en dat de mens een onsterfelijke ziel heeft, die zuivere vorm is en daarom ook door de lichamelijke door niet kan worden vernietigd à hoe komt deze ziel-in-een-lichaam, deze mens, nu aan kennis? (daar spreekt dan de filosoof op)
de filosoof zegt dat we alleen maar kunnen kennen door onze zintuiglijke waarneming, door wetenschappelijk observeren en door over die waarneming na te denken er is niets in het verstand dat niet eerst in de zintuigen is geweest het volstaat dus niet om de geopenbaarde waarheden zomaar te aanvaarden, we moeten zelf ons verstand en onze zintuigen gebruiken om van onderuit tot deze waarheden te komen - Thomas gebruikt hiervoor ‘transcendent’ en ‘immanent’ dat wat de menselijke materiële werkelijkheid overstijgt (de bovennatuur) en dat wat in de mens zelf aanwezig is à uiteindelijk komen deze twee categorieën samen in één waarheid (openbaring en geloof enerzijds en menselijk denken anderzijds) er is geen tegenspraak meer tussen geloof en denken, en de theoloog versmelt met de filosoof
(deze synthese zal in de na-middeleeuwse moderne filosofie niet langer worden aanvaard) - Inzicht leidt tot uitzicht in het leven en tot zin à door inzicht komt de mens namelijk tot een harmonisch leven in de grote harmonie van al het bestaande het komt er dus op aan door ons denken deze natuurlijke orde te begrijpen, zowel in het leven van het individu als in het leven van de maatschappij
- In de lijn van Aristoteles ligt het volgens Thomas niet in de natuur van het geld om zelf geld op te brengen, geld is er om goederen gemakkelijker te ruilen, men mag geen prijs vragen voor een functie het geld niet toekomt (het heffen van een rente, vb., was niet geoorloofd)
- Thomas legt dus een sterke nadruk op het verstand, waaraan de wil en het gevoel ondergeschikt werden à daartegen zullen andere filosofen in opstand komen
- Thomas’ vijf beroemde godsbewijzen alle bewijzen gaan terug op het causaliteitsprincipe: er moet een eerste oorzaak van alles bestaan dit wordt zowel verworpen door hen die op het geloof alleen willen vertrouwen als door hen die alleen op de rede willen voortgaan WANT het begrip ‘gevolg’ bevat al het begrip ‘oorzaak’
- Voor de geschiedenis van de filosofie is Thomas vooral belangrijk door zijn systematisering van alle wetenschap en door de grote plaats die hij inruimt voor het kritische denken
William van Ockham (13e en 14e eeuw)
- Tegenover Thomas en de dominicanen had je de school van de franciscanen, met de Engelsman William
- Hij werd door paus Johannes XXII veroordeeld en geëxcommuniceerd en hij stierf in ballingsschap
- Als je iets zonder hypothese kan verklaren, moet je dat ook doen à belangrijk voor het wetenschappelijk onderzoek à hij bereidde het moderne, ontheologische denken voor
- Gods bestaan kan je niet bewijzen, dat moet je geloven filosofie heeft niets met theologie te maken, je moet geen onnodige bewijzen zoeken
- In tegenstelling tot Thomas, die alleen duidelijk onderscheid maakte tussen filosofie en theologie, niettegenstaande hij de filosofie met de christelijke leer verbond, krijgen we met William een radicale scheiding tussen filosofie en scheiding
- De rest van de ME brengt het verval van de scholastiek (schola), die de ME christelijke filosofie vanaf de 9e eeuw gedomineerd had à de enen houden zich (in het spoor van William) bezig met natuurwetenschappelijk onderzoek en verwerpen de metafysica als onvruchtbaar, terwijl de anderen steeds meer door het irrationele en de mystiek laten beïnvloeden
- Ook de mystiek keert zich af van de politiek en de leer van de officiële kerk en zoekt op basis van persoonlijke ervaringen (visioenen, verschijningen, ingevingen, extase) direct met God in contact te komen
- Voor het gewone volk (dat niets van de in het Latijn gevoerde debatten tussen theologen en filosofen afwist) was het einde van de ME een uiterst verwarde periode: allerlei sekten (geselaards, zwendelaars in relikwieën en aflaten, valse profeten) hadden een groot succes à gaf aanleiding tot het religieuze verzet van de hervorming, het intellectuele protest van de humanisten en het volledige diskrediet van de scholastiek