Menu

verhouding geest-lichaam

Plato ontwikkelt een dualistisch metafysisch systeem waarin een wereldverklaring, een leer over God en een visie over de mens vervat zijn.

Plato’s zijnsleer (ontologie)

Hiermee wil hij een oplossing geven voor het klassieke filosofische probleem van zijn en worden. ‘Hoe komt het dat wij algemene en blijvende waarheden kunnen zeggen van de dingen, terwijl de individuele dingen niet allemaal verschillend zijn, maar bovendien voortdurend veranderen?’

Hij zegt dat de wereld waarin wij leven slechts een overschaduw is van de ware werkelijkheid, dit is de wereld van de ideeën. De ideeënwereld is hiërarchisch gestructureerd. Het hoogste idee is het idee van het Goede ( heeft goddelijk karakter)

De zintuigelijk waarneembare wereld is slechts een onvolmaakte nabootsing.

De relatie tussen de ideeënwereld en de zintuigelijke wereld beschrijft Plato met behulp van 3 begrippen:

1. Afbeeldingen : de objecten zijn slechts een afbeelding, een nabootsing van de ideeën.

2. Participatie: deze zintuigelijk waarneembare voorwerpen bestaat, hoe instabiel en vergankelijk ook, doordat ze deelhebben aan de ware werkelijkheid van de idee.

3. Tegenwoordigheid: de ideeën treden enigszins uit zichzelf en zijn (bv als model) tegenwoordig in de zintuigelijk waarneembare projecten.

Plato’s visie op de mens (antropologie)

Ook deze is dualistisch. De ziel is het wezen van de mens, met als belangrijkste vermogen het denken van de ideeën. De ziel is immaterieel en overgankelijk. Het lichaam is materiaal , vergankelijk en behorend tot de zintuigelijke wereld. Het lichaam is een graf voor de ziel (soma sèma). Voor de geboorte bevond de ziel zich in de ideeënwereld, bij de geboorte is de ziel in een kerker van stoffelijkheid gevallen en zo het contact met de ideeën kwijtgeraakt. Door de zintuigelijke wereld waar te nemen kan dit een hulp zijn om terug over de ideeën te gaan nadenken.

leer van de wederherinnering (anamnesetheorie)

Plato ontkent niet dat er wel een soort verbondenheid is tussen ziel en lichaam.

Plato deelt de ziel op in 3 delen:

1. Het redelijke (enige deel dat onsterfelijk is en heerst over de andere 2 delen)

2. Het driftmatige (zorg voor het lichaam)

3. Het begerende (zorg voor het lichaam)

Descartes (1596-1650) luide het begin in van de moderne filosofie. Vanaf zijnde denken wordt de filosofie een subjectiviteits- of bewustzijnsfilosofie: centraal staat de mens als subject, als bewust wezen. De klemtoon wordt gelegd op het verschil tussen mens en de rest van de natuur. Mens staat buiten of boven de natuur.

Het menselijke is in het bewustzijn van de mens, het bewustzijn is ook afgesloten van de buitenwereld. De mens is een op-zich-staand, gesloten bewustzijn. Ze worden van elkaar losgemaakt.

Het ‘cogito’ als eerste zekerheid

Hij besloot alle oude zekerheden in vraag te stellen m met behulp van de geometrischmathematische methode de filosofie opnieuw op te bouwen. Absolute zekerheid is slechts bereikbaar vanuit een universele methodische twijfel.

Het twijfelen van Descartes verloopt in 3 stappen:

1. De natuurlijke twijfel: twijfel aan zintuigelijke zekerheden op natuurlijke gronden.

2. De hyperbolische twijfel: overdreven vorm van natuurlijke twijfel, soms droom ik, kan niet alles een droom zijn dan?

3. De metafysische twijfel: Als een God mij bedriegt en alles wat ik dacht te weten niet waar is.

Hij is al zeker over 1 ding: In de twijfel denk ik (cogito), in de twijfel ben ik (sum).

Cogito is een idée claire et distincte (claire: intuïtief zeker, vanzelfsprekend, distincte: radicaal onderscheiden van alle andere bewustzijnsinhouden)

Onbetwijfelbaar zijn enkel de ideeën die helder zijn op zichzelf. Zorgt voor een scheiding tussen de onmiddelijke binnenwereld en de problematische buitenwereld.

Le problème du pont

De binnenwereld is een cogito, het steunpunt en vetrekpunt van al het denken.

De buitenwereld is een idee van uitgebreidheid. We moeten een brug slaan tussen cogito en de buitenwereld (= le problème du pont)

Deze brug kan volgens Descartes enkel langs God lopen. De zekerheid van het bestaan van God is eerder dan de zekerheid over het bestaan van de buitenwereld. Voor het bewijs van God grijpt hij terug naar Anselmus. Daaruit ontwikkeld hij een eigen Godsbewijs. Twijfel houdt onvolmaaktheid in, dan moet er ook iets volmaakt bestaan. Daaruit gaat hij het bestaan van de buitenwereld bewijzen.

Hij gebruikt God om het denken van zijn redenering te funderen, terwijl vraagt hij ook af of God wel bestaat (= petitio principi, een cirkelredenering).

Le corps machine

Onze lichamelijkheid behoort in feite tot de buitenwereld net enkel tot cogito. Dit kan enkel begrepen worden door de mechanica, de natuur is 1 groot mechanisme. Het lichaam is ook een machine : corps machine. In principe kunnen ze los van elkaar bestaan (zoals engelen)

Hij zegt dat dat het lichaam ook een uitgebreidheid is en dat de corps-machine niet de eigenlijke mens is. een dier kan volledig mechanistisch begrepen worden, de mens niet. Dit dat je niet kunt begrijpen is het bewustzijn (: substance pensante en substance étendue)

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen