De bovenvermelde vragen naar de oorsprong van de wereld en mens, de zin van het bestaan en het onderscheid tussen goed en kwaad worden zowel door de filosofie als door de godsdienst behandeld, maar de methode (de weg) om tot een antwoord te komen verschilt.
In de filosofie is er geen plaats voor een boven- of buitenmenselijke openbaring, waarin bepaalde waarheden aan de gelovigen worden meegedeeld en door hen worden aanvaard. De filosofie verwerpt deze geopenbaarde waarheden niet noodzakelijk, maar beperkt zich tot een kritisch-rationele benadering van dezelfde problemen.
In bepaalde periodes (bijvoorbeeld de Griekse tijd) gaat de filosofie tegen de overgeleverde religieuze mythologie in. Vandaar dat bijvoorbeeld Socrates van atheïsme beschuldigd werd, terwijl de relatie in andere tijden veel harmonieuzer en conflictloos was.
De godsdienst spreekt zich soms uit op terreinen waar de filosofie geen antwoord kan geven of tenminste de vraag ophoudt.