Bij openbaringsgodsdiensten (eerste millenium v.C.) kan men enkele aspecten onderscheiden:
- Universaliteitaanspraak: de openbaringsgodsdiensten gaan zich richten op alle mensen. Mythische godsdiensten richtten zich op een volk.
- Openbaring: de waarheden vinden hun oorsprong bij God of in de ‘hoogste werkelijkheid’ en ze worden geuit in boeken of door de prediking van een profeet. Het wordt gezien als de hoogste goddelijke waarheid. Nogal vlug wordt die ‘openbaring’ neergelegd in geschriften waarvan de tekst uiteraard niet voor discussie vatbaar kan zijn.
- Dogmatisme: de basis van de geloofswaarden ligt onwrikbaar vast. Een dogma is iets dat men moet aannemen om als gelovige te worden beschouwd. Het geloof en het toetreden bepaalt nu of je ertoe behoort.
- Verlossing: een godsdienst zegt dat de mens zich in een droevige conditie bevindt op deze aarde en het toetreden tot die godsdienst brengt een einde aan de zonde en ellende → verlossingsgodsdienst.
Historisch situeren ivm kennisverwerving over de wereld:
Vanaf het 3e millenium v.C leefden mensen in een complex geheel, met relaties
met relaties van diverse aard, zo ontstaan er taboe’s, riten en gebruiken.
Er ontstonden dan ook codices van rechtsregels (18e eeuw v.C.) en uit diverse
bronnen kon men afleiden dat ook morele normen en idealen werden gevormd.
Het indrukwekkendste van deze ethische voorschriften is de Gulden Regel die
in de meeste grote culturen terug te vinden is.
In negatieve zin: “Doe een ander niet aan wat je niet wenst dat jou zou worden aangedaan.” In positieve zin: “Doe voor de anderen wat je wenst dat jij voor jou zouden doen.”
Het probleem is dat dit ingaat tegen de neigingen van egoïsme en agressiviteit, dus is er nood aan een diepere fundering van dergelijke normen. Er moet een oplossing gevonden worden voor het basisprobleem van elke ethiek die zelfopoffering vraagt: het geluk dat de bozen vaak te beurt valt en het lijden dat de goeden treft.
Er zijn twee verschillende oplossingen: de Westerse (gaat uit van een dualistisch wereldbeeld goed ↔ kwaad) en de Indische (gaat uit van de zielsverhuizing, als men een goed leven leidt dan reïncarneert men in een betere vorm en omgekeerd). à details: zie cursus p. 15 - 16
Godsdiensten kunnen ook gezien worden als een bindmiddel om mensen van uiteenlopende stammen tot een grotere eenheid te brengen.
Dit is net zoals de mythes aan de verbeelding ontsproten.