Een bovenbouwstaat
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 871 keer
- Vooraf
Geleerden aan het hof
(belangrijkste: Alcuïn)
- Karel zijn paleisschool opzetten
- Intellectueel peil enkele grote abdijen opvijzelen
- Nieuwe keizerlijke ideologie: Romeins model + oudtestamentische priester – koning David:
* Christelijke keizer, Gods uitverkoren beschermer van het geloof
* Liet toe zich uit te spreken over kerkelijke zaken en politiek optreden te plaatsen in teken van Christus
800
- 800: keizerkroning Karel de Grote: herhaling van gebeurtenissen 751, maar op hogere trap è Bescherming in ruil voor keizertitel
- Relatie paus – keizer was delicaat. Vraag wiens gezag het hoogste was
Propaganda Karolingers
meer en interessantere cultuurgoederen dan in de eeuwen daarvoor en daarna:
- rijksannalen (optekening belangrijkste gebeurtenissen per jaar)
- biografie van Karel (door Einhard)
- Paltskapel van Aken: Aken vanaf 794 belangrijkste residentie en symbolische hoofdstad
- Karolingische minuskel ontwikkeld
- Impuls studie klassieke Latijn, paleisschool: antieke teksten gekopieerd en bestudeerd
Paleis van de Koning
hofhouding, enkele ambtsdragers, trokken voortdurend rond:
- koning tijdens de voor oorlog geschikte maanden voortdurend op krijgstocht
- aanwezigheid van koning op diverse plaatsen in rijk noodzakelijk om gezag werkelijk te doen gelden
- puur materieel: opbrengsten verbruiken (verkeersarme domeineconomie: eenvoudiger om consumentengroep te verplaatsen dan oogstopbrengst te centraliseren)
Eed van trouw
= traditioneel machtsmiddel
- alle vrije mannelijke onderdanen vanaf 12 jaar
- typisch voor kleinschalige samenlevingen met beperkte schriftcultuur: banden van trouw zijn direct, persoonlijk en ongeschreven
- eden afgelegd met de hand op heilige voorwerpen: schending lokt goddelijke sanctie uit
- uitgestrekt rijk: koning vertegenwoordigd door territoriale ambtsdragers
* Aanzet tot staatsinstellingen, onderscheiden van de persoon van de koning: kanselarij, bestuurlijke maatregelen en wetgeving, algemenen vergadering en paleisschool.
* Merovingische koningen: schrijfwerk door nabij gelegen kerkelijke instellingen.
Eigen Kanselarij
- meer schrijfwerk laten verrichten zonder externe tussenkomst
- eigen archief: nauwkeurigere controle op de activiteiten
- schrijvenden nog steeds geestelijken, maar in rechtstreekse dienst van de koning/keizer
- capitularia: keizerlijke decreten, veelal schriftelijke neerslag van mondeling overeengekomen verordeningen in jaarlijkse algemene vergadering
Eigen staatsinrichtingen
Pogingen om solide staatsinrichtingen te creëren naar Romeins model ten aanzien van de territoriale indeling en de daarbij horende ambten. Wegens uitgestrektheid moest koning/keizer macht delegeren:
- oprichting koninkrijken Lombardije en Aquitanië, onder zonen van Karel;
- aanhechting en onderwerping van meer gebieden: Karel nam de titel van koning van Italië aan;
- de marken;
- van fundamenteel belang: graven (comites).
Graven
= ambtsdragers die koninklijk gezag in hun gebied moesten vertegenwoordigen, namens hem recht spreken, algemene vergadering leiden, oproepen tot oorlog en capitularia doen naleven;
- vergoeding: beschikking over deel koninklijke domeinen in betreffende gebied;
- meeste graven waren Franken, ook in etnisch anders samengestelde gebieden;
- rondreizende zendgraven: controletaken over graven of bijkomende taken.
Objectivering
= Romeinse rijk herstellen in christelijke vorm
= praktijk was echter anders:
- materiële toestanden lieten niet toe het zelfde te realiseren als in de Romeinse tijd
- Capitularia interpreteren als poging om weerbarstige werkelijkheid te veranderen, maar in feite weerspiegelen ze de werkelijkheid.
Nauwe banden met kerk
als eenheidscheppende factor:
- kerk hoogst ontwikkelde grote organisatie in West Europa, geletterd personeel
- steun van geestelijkheid voor iedere heerser onmisbaar, in technologische en ideologische zin
- bisschoppelijke heerlijkheden, gevaar voor betrokkenheid in machtsstrijd (het bekleden van geestelijke hoogwaardigheidsdragers met wereldlijk gezag is een structuurkenmerk van de middeleeuwse kerk)
Staat
- niet anachronistisch opvatten, er bestond zelfs geen woord voor zoiets abstracts als staat
- macht was persoonsgebonden, concreet en direct
- hofgeleerden: Latijnse bronnen: res publica, toch drong het niet door in de werkelijkheid van de Karolingische heerschappijstructuren
- pogingen tot openbare instellingen verzandden na enkele generaties
- staatsapparaat beperkte zich tot hof en ambtsdragers, die poogden regels op te leggen;
- bestuurlijke eenheid opleggen was onbegonnen werk:
* geldarme domeineconomie
* verwarde veelheid van volkeren, verschillende culturen en ontwikkelingsstadia
- De fictie van het keizerschap
Verdeling bij regeling opvolging
Karel de Grote: rijk verdeeld tussen zijn 3 zonen (806), 2 overlijden voor hun vader, Lodewijk de Vrome enige erfgenaam. Gekroond door Karel zelf = blamage voor paus (813).
Lodewijk verdeelde zijn rijk onder zijn 3 zonen, maar keizerstitel beschouwd als ondeelbaar: oudste zoon Lotharius, gekroond door de paus (823), andere 2 zonen kregen koningstitels onder het gezag van de keizer = compromis tussen Frankisch gewoonterecht van bezitsverdeling en eenheid van het keizerschap. Zaken liepen anders dan gepland:
- Lodewijks 2de echtgenote bedong een erfdeel voor haar zoon Karel de Kale
- Familie intriges escaleerden
- Grote opstanden en oorlogen
=> Van het unitaire rijksidee bleef weinig over, staatsorganisatie door elkaar geschud door wisselende coalities in territoriale herverdelingen, die positie van koningen en keizer aantasten
Na dood Lodewijk
- Lotharius wil het hele imperium eden van trouw laten zweren è hevig verzet: Karel en Lodewijk verslaan Lotharius.
- 842: Karel en Lodewijk zweren eed van wederzijdse bijstand en beloofden elkaar niet afzonderlijk te onderhandelen met Lotharius. (Deze eden zijn beroemd omdat de koningen de volkstaal gebruikten)
Verdrag van Verdun
Onderhandelingen Lotharius, Karel en Lodewijk: Verdrag van Verdun (843):
- rijk verdeeld in 3 stukken: Lodewijk: alle gebieden ten oosten Rijn, Karel: gebieden ten westen Schelde, Marne, Saône en Rhône, Lotharius: Italië, centrale gebieden
- machtsmiddelen zo gelijkmatig mogelijk verdeeld
- een vazal mocht slechts in 1 van de koninkrijken beneficia houden
- Lodewijk de Duitser was de grootste overwinnaar
=> Keizertitel verloor betekenis in 12 jaren die Lotharius nog regeerde
Volgende generaties
korte regeringsperiodes; snel wisselende samenstelling territoria, aanhoudende erfdelingen. Karel de Dikke, koning Oost – Francië, wordt keizer:
- fictie Romeinse erfenis nu op gebied dat slechts in meest zuidelijke en westelijke randgebieden deel had uitgemaakt van Romeins rijk;
- minder ontwikkeld dan West – Francië;
- lange grenzen: voortzetting veroveringen en tribuutoplegging;
- grote afstanden: intern moeilijk te controleren.
- Graven en erfelijkheid
9de eeuw
Veroveringen Karolingers liepen vast in 9de eeuw en koninklijk gezag verzwakte:
- onstuitbare centrifugale kracht vanuit uitgifte ambten, inkomsten en land in leen
- controle daarover niet te handhaven
- regionale en lokale machtsconstellaties vulden machtsvacuüm: bannum en regalia eigenmachtig uitoefenen en als erfelijk bezit beschouwen
- gebruikten zelfde technieken als koningen: leenverhoudingen verspreidden zich naar lager niveau
- formele leenverhoudingen tot koning bleven erkend, maar gedragen zich als autonome heersers
- geen heldere en exclusieve afhankelijkheidsverhoudingen: leengoederen van verschillende heren houden: loyaliteitsconflict
- enkel lokale macht reëel in vorm banale heerlijkheden
Graven
- creëerden autonomie en probeerden zich in te nestelen in hun positie: huwelijkspolitiek en relaties inheemse grootgrondbezitters: vermenging van culturen (acculturatieprobleem) en afstand tot koning
- bezit van leengoederen en rechten van leenmannen werden erfelijk.