EEN NIEUWE CLERUS: De vroegmoderne tijd
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 652 keer
vroege Reformatie was gevoed door het ongenoegen over de laatmiddeleeuwse clerus
- anglicanisme: behoud vd middeleeuwse parochies en bisdommen, met de vorst aan het hoofd van de Kerk
- lutheranisme: priesterschap van alle gelovigen maakten de clerus en kerkelijke hiërarchie overbodig
- niet haalbaar in de praktijk
- leiding vd kerk door het Staatshoofd: bouwt kerkelijke bureaucratie uit
- gereformeerden: nadruk op participatie van leken (predikanten echter grote autoriteit)
- vorming van de clerus stond voor allen centraal
- tussen 1551 en 1650: 45 katholieke en 26 protestantse universiteiten
- verschil katholieke – protestantse clerus
gewijde, celibataire figuren vs een bij voorkeur gehuwde ambtenaar vd kerk
beiden: nadruk op respectabiliteit en voorbeeldfunctie
Gevolgen van de hervorming van de clerus
- protestantse gebieden: inkrimping van de geestelijke stand
(verdwijnen vd kloosters)
- katholieke gebieden: stijging van het aantal geestelijken
hernieuwde aantrekkingskracht van religieuze orden !
- jezuïeten vanaf 1540 met Ignatius van Loyola ‘
soldaten van Christus
enkel verantwoording aan paus
missionarissen in overzeese territoria
stedelijke colleges met humanistische georiënteerd onderwijs
rationele benadering vh geloof en ascetische levensstijl