Geesteswetenschappen: het bedrijf
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 860 keer
·Aanvankelijk vond hoger onderwijs plaats rond een leraar die leerlingen om zich heen verzamelde. Bijvoorbeeld de klassieke filosofische scholen van Plato, Aristoteles en Epicurus.
·In de Middeleeuwen werd het onderwijs grootschaliger en minder geconcentreerd rond één persoon. In deze tijd ontstonden de eerste universiteiten als centra voor onderwijs. Het doel was om een elite bekend te maken met de gevestigde canon van geniale werken uit het verleden. Onderzoek werd in academies door amateurs verricht.
·In de negentiende eeuw volgde de introductie van de Von Humboldt universiteit en de opkomst van het Bildungsideaal. Het Von Humboldt-systeem werd gekenmerkt door de eenheid van onderwijs en onderzoek en de notie van zuiver wetenschappelijk onderzoek: praktische toepassingen zijn afgeleid van en minder belangrijk dan fundamenteel onderzoek.
·Het Von Humboldt-systeem werd in Amerika geradicaliseerd: daar werd een scherp onderscheid gemaakt tussen de bacheloropleiding gericht op een brede academische vorming en de mastersopleiding gericht op onderzoek.
·Aan het einde van de twintigste eeuw voltrok zich een erosie van gevestigde disciplines (dat wil zeggen: van vakgebieden gekenmerkt door een eigen canon van inzichten, methoden en resultaten).
–Enerzijds: schaalvergroting. Universiteiten gingen in multidisciplinaire verbanden samenwerken met het bedrijfsleven (derde geldstroom) om praktische, maatschappelijke problemen op te lossen (herwaardering van praktisch ten opzichte van fundamenteel onderzoek).
–Anderzijds: schaalverkleining. Onder invloed van het postmodernisme werden disciplinaire canons gefragmenteerd. Opkomst van gespecialiseerde ‘kundes’ (praktisch georiënteerde terreinen van kennis) en ‘studies’ (jonge terreinen van kennis die nog niet de status van een gevestigde discipline bereikt hebben).
·De opkomst van het internet leidt tot de vraag of de toekomstige universiteit een virtuele universiteit zal zijn. Dat lijkt vooralsnog onwaarschijnlijk:
–Het probleem van objectiviteit. Het internet presenteert zich als een onbegrensde, niethiërarchische verzameling informatie, maar is in werkelijkheid geen inhoud- en contextneutraal instrument: het web is onderverdeeld in ‘regio’s’ waartussen weinig of geen communicatie plaatsvindt; zoekmachines bereiken slechts een beperkt deel van het web; de selectie die zoekmachines presenteren is niet representatief: commerciële sites zijn oververtegenwoordigd.
–Het probleem van context. Informatie wordt alleen binnen theoretische (Quine) en sociale (Kuhn) kaders tot wetenschappelijke kennis.