Het verschijnsel stad
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 536 keer
Demografische context
Verstedelijking > bevolkingstoename sinds X (ongeveer verdubbeling in Europa in drie eeuwen)
ð men trok weg naar minderbevolkte gebieden ofwel urbaniseerde men zich
ð bevolking in de steden bleef maar groeien:
- 1000 – 1300: relatieve overbevolking => expansie naar O – Europa
- Tussen 1300 en 1500 daalde de Europese bevolking. Hierdoor werden de stedelingen de grootste bevolkingsgroep.
- In 1500 leefde 10 % in steden van meer dan 5000 inwoners. In Iberië en Italië was dit al 14%. Slechts enkele steden telden meer dan 100.000 inwoners, de meesten echter minder dan 10.000.
=> duurzame globale verstedelijkingstendens: zet zich steeds door, ondanks demografische neergang
Economisch
grote steden lagen altijd naast de zee of rivieren om bevoorrading mogelijk te maken: vervoer per schip was het voordeligste
ð grootste steden waren dan ook de centra van de wereldeconomie (in het Noorden Antwerpen en Amsterdam) doordat de economie alsmaar uitdijde
ð Hoofdsteden gingen de macht centraliseren
Evolutie in productie
Oorspronkelijk waren de steden ontstaan door de plattelandsvlucht. Ook later bepaalde het platteland de stedelijke bevolking. Als de stad groeide moest het voedsel van verder komen.
- Door de stedelijke markten ging men marktgerichtte producten produceren
- Zo breidde het aanbod en de verscheidenheid aan producten uit.
- Stedelingen investeerden hun kapitaal, naast in voeding, wol, leer, kleur- en brandstoffen en bouwmaterialen, ook in grond buiten de stad. Daaronder vielen ook wijngaarden, steengroeven en veestapels.
- Schaarsere goederen konden nu van veel verder in het groot ingevoerd worden. Vooral textiel en wol, alsook aluin uit Turkije, amber van Pruisische stranden en teer uit Polen
- zo zorgde de steden ook voor meer werk in het buitenland
- Rond steden woonde ook veel volk omdat er veel landbouw nodig was en het geld in de steden zat.
Jan de Vries
Ontwikkelde een methode om op sociaal-georgrafisch gebied de verstedelijkingen te reconstrueren.
- Venetië was rond 1500 de grootste stad met ca 120.000 inwoners.
- Dichtbevolkte gebieden waren de Povlakte (Milaan, Turijn, Genua), de Zuidelijke Nederlanden en de golf van Napels. Hieraan wordt ook het overwicht van de Noord-Italiaanse (haven)steden duidelijk.
- Op de tweede plaats kwamen gebieden rond Parijs, Londen, Holland en Luik.
- Ook de Rhônevallei en de kusten van de ligurische zee bleken sterk verstedelijkt.
- Iberië was buiten bepaalde gebieden dunbevolkt.
- In Italië leefde één op de drie in een grote stad. In midden Europa was het gemiddelde één op de tien.
=> De Vries zijn methode houd echter geen rekening met steden met minder dan 10.000 inwoners houwel die in de M.E. zeer belangrijk konden zijn.