Jacques Derrida
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1109 keer
·Derrida radicaliseerde de opvattingen van Saussure.
·Volgens Saussure ontleent een teken zijn betekenis niet aan een relatie met de werkelijkheid, maar in oppositie tot andere tekens (zie fig. 2). Volgens Saussure is die relatie statisch: gegeven in de structuur van de ‘langue’ op één moment.
·Volgens Derrida is er op één moment niet alleen sprake van één stel opposities, van wat hij ‘différence’ noemt, maar ook van ‘différance’ (opschorting): elk teken draagt tegelijkertijd de sporen van andere opposities met zich mee.
·Derrida breekt met de veronderstelling dat er een ideale interpretatie van een tekst is; interpretatie is een geval van machtsuitoefening van de interpretator die: aangeeft welke opposities gelden (bijvoorbeeld: ‘persoon’ interpreteren binnen de oppositie van man/vrouw, subject/object, blank/zwart of jong/oud) ; en de polen van de betreffende oppositie hiërarchisch waardeert.
·Deconstructie is een strategie om de onhoudbaarheid van vaststaande opposities aan te tonen (destructie) en om andere impliciete hiërarchieën in een tekst expliciet te maken (constructie). Derrida is niet bewogen door de hoop op bevrijding (c.q. vooruitgang, verbetering): het denken kan niet zonder opposities. De enige hoop is die expliciet te maken en verder te fragmenteren, zodat niet één systeem van tegenstellingen dominant wordt.
·Consequenties:
–De auteur is niet de oorsprong van betekenisverlening (dood van de auteur). Teksten ontlenen hun betekenis aan een samenspel tussen ‘différence’ en ‘différance’.
–Een tekst kan niet uit een reële (geografische en historische) context verklaard worden: ‘il n’y a pas de hors-texte’. Teksten en tekens verwijzen uitsluitend naar een hele reeks opposities in andere teksten (intertekstualiteit).
·Het werk van Derrida is een inspiratiebron voor cultural studies: onderzoek naar de rol die representaties spelen in het uitoefenen en verbergen van macht.