Vergrijzing en ontgroening: Nederland 1900-2050 (03-06-2013)
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1333 keer
Vergrijzing is: de situatie waarin het aantal mensen dat volgens een bepaalde definitie van ‘oud’ (oud of pensioengerechtigd?, kalender- of biologische leeftijd?, altijd relatief t.o.v. het aantal jongeren) buiten de arbeidsmarkt geplaatst is, onderhouden moet worden door en/of (medische) zorg behoeft van een als te klein ervaren groep van actieven. Volgens de VN is vergrijzing nieuw, wereldwijd, allesomvattend, blijvend, in tijd gedifferentieerd en zelf ook vergrijzend.
De bevolkingspiramide is in NL van een piramide (1869) veranderd richting een soort klokvorm, wat te maken heeft met een stijging van de levensverwachting en een daling van de geboorten. Huwelijk, seks en kinderen waren gerelateerd, maar met de pil verdween de link tussen seks en kinderen (1930). De seksualiteit verwijderde de link tussen huwelijk en seks (1960) en in 2000 blijkt ook de link tussen huwelijk en kinderen te zijn verdwenen. Tegelijkertijd wordt er meer getrouwd tegenover minder vruchtbaarheid. Tweede Demografische Transitie? Van gouden eeuw van het huwelijk naar dawn van samenwonen; van kind als doel naar kind als middel voor geluk ouders; van geboortebeperking naar zelfvoldoenende conceptie; van uniforme naar pluralistische families/huishoudens/samenlevingsvormen.
De vruchtbaarheid daalt terwijl de levensverwachting stijgt; ontgroening dus. Mensen (h)erkenden de vergrijzing niet omdat ze in een historisch continuum leefden en geen verschil merkten; pas in 1985 wordt het een maatschappelijk thema. Wat wel opviel was de dalende vruchtbaarheid, met tegelijk een paradoxale angst voor overbevolking. Men riep om een verlaagde pensioenleeftijd – begrijpelijk, maar gek in het licht van de vergrijzing. Methorst (1948): het wordt voor actieven op den duur duurder om de inactieven te onderhouden; maar die mening werd amper gehoord. De geboortegolf van na WO II voedde angst voor overbevolking en doet de vergrijzing vergeten. Bij de AOW (1957) wordt voor een omslagstelsel gekozen, omdat bij een verzekeringsstelsel de werkenden van toen dubbel zouden moeten betalen.
De dependency ratio – financiële druk van jongeren en ouderen op de werkenden – was in 2000 lager dan ooit tevoren (ontgroening). De groene druk blijft tot 2050 waarschijnlijk gelijk terwijl de grijze stijgt tot een hoogtepunt in 2035, maar dan is de totale druk net zo hoog als in 1965. En dat viel behoorlijk mee. Apocalyptische vergrijzingsvoorspellingen zijn dus raar. Net als de pensioenleeftijd van 65, want die is historisch gegroeid. De grijze druk zou in één klap verdwijnen als het pensioen niet alleen meegroeide met de welvaart, maar ook met de levensverwachting. De politiek denkt echter te weinig op de lange termijn en is vooral uit op winst bij de volgende verkiezingen.
Lange tijd waren bevolking en overheid blind voor structurele demografische ontwikkelingen van de 19e/20e eeuw, maar paniek is ook geen goede optie: het ‘probleem’ regelt zichzelf zodra de naoorlogse geboortegolf over 20 jaar door het systeem is. Als we ook langer gaan werken, is er niets meer om ons zorgen over te maken.