Welvaart, modernisering en ongelijkheid in Duitsland, Tsjechië en Egypte.
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1772 keer
Duitsland heeft de meeste inwoners van de EU en veel steden. Het is een economische grootmacht en hoort bij de leidende industrielanden. In 1835 ging de modernisering van start na de eerste spoorweg. Het geboortecijfer daalt en er is vergrijzing. Tsjechoslowakije had een sterke economie en leunde op de industrie. Na de val van de muur is er ook een dienstensector. Lid van de NAVO. Laag vruchtbaarheidscijfer en de bevolkingsgroei is negatief. Egypte heeft een tekort aan landbouwgrond en water en de gezondheidssituatie is dan ook zorgwekkend.
De kindersterfte is sterk afgenomen sinds 1960 en ook het geboortecijfer daalt. Er zijn veel jongeren. Zogenaamd is Egypte democratisch, maar de president heeft veel macht. Er is een censuur en het cultuurpatroon is erg anders. Er is een grote informele sector. Er zijn twee soorten ongelijkheid: sociale(macht, status, invloed en geld) en regionale (onevenwichtige spreiding van schaarse maatschappelijke goederen).
Sociale ongelijkheid komt vaak door godsdienstige of etnische redenen. Vaak zijn de steden rijk en het platteland arm. In Duitsland is het oosten armer dan het westen. Tsjechië gaat van het communisme naar een vrije markt economie. In het noorden is er veel werkeloosheid, maar Tsjechen verhuizen niet graag. In Egypte zijn de regionale verschillen groot. Veel mensen wonen in het Nijldal. In Cairo zijn veel krottenwijken. De uitbreiding van de stad is zo snel dat het moeilijk is het voorzieningsniveau gelijk te stellen. Door liberalisering van de economie kregen de armen minder steun van de overheid.