Modernisering van industrie en diensten
Als ontwikkelingslanden zoals India industrialiseren, gaat dat meestal volgens eenzelfde patroon
I Importvervangende industrialisatie → vanaf 1950 eigen nationale industrie met veel staatsbedrijven er is sprake van 3 soorten industrie. Zware industrie: Mijnbouw, staal-en ijzerindustrie.
Consumptiegoederenindustrie: productie van kleding, textiel, leer, edelstenen, juwelen en voedingsmiddelen. De voorlopers van de informatietechnologie industrie: Auto-industrie, lucht- en ruimtevaart en defensie. → Veel research en development.
II Exportgeoriënteerde industrialisatie → Na 1990 begint in india periode van economische liberalisering. (marktgerichte en open economie) → Bezwaar: Indiase identiteit mogelijk verloren, concurrentie op de wereldmarkt..
NIC → Newly Industrializing Countries → Er is een omvangrijke arbeidsmarkt, met lage lonen en goed opgeleide mensen. Overheid geeft bedrijven belastingvoordelen. 2 sectoren in India die gericht zijn op export zijn erg dominant; De textiel- en kledingindustrie, en de
IT-industrie.
Toegenomen belang van dienstensector → structurele verandering in economie India. →
Uitbesteding van diensten; outsourcing. → Bedrijven laten in India veel werk verrichten omdat er; een grote groep engels sprekende mensen aanwezig is, er zijn lage lonen, goedkope satelliet- en internetverbindingen, gunstige geografische ligging van India.
Er is een tweedeling in India ontstaan; Oost en west. Het oostelijke deel is ontwikkeld in de periode van importvervangende industrie (voor 1990) → Zware industrie, ouderwets → Bedrijven worden overeind gehouden door middel van het verstrekken van subsidies van de overheid → Economische ontwikkeling naar binnen gekeerd, gericht op eigen land. Het westelijke deel is vooral ontwikkeld in de Exportgeoriënteerde industrialisatie. → Ontwikkeling van NIC's. → Economie is naar buiten gekeerd, mondiaal georiënteerd.
Een traditionele samenleving in verandering
Na de onafhankelijkheid (1947) werd migratie in India belangrijk. Er zijn 3 soorten migratiestromen.
I Migratie van het platteland naar de stad II Migratie naar geïndustrialiseerde landen
III Migratie naar de Golfstaten; de golfstaten (Verenigde-Arabische Emiraten, Saudi-Arabië, Koeweit en Oman)
Kastenstelsel; indeling van de samenleving in sociale groepen → Standensysteem →
I Het principe van het kastenstelsel; Er zijn 4 standen (varnas) Brahmanen zijn hoogste rang, De onaanraakbaren (untochables); dit is een soort restgroep. In loop der tijd zijn de standen uitgesplist in Jati's(Geboortegroepen) → Kaste → Mensen met hetzelfde beroep.
II Globalisering bevordert het ontstaan van een middenklasse → Verandering van Traditionele samenleving in modern. –> Klasse werden minder belangrijk, mensen moesten samenwerken.
Hoe sterk is India?
India is een groot land met veel bevolking. Economisch is het geen land in de periferie meer Als in 1990 door globalisering de economie open wordt, probeert India op 2 schaalniveau's een sterkere positie te krijgen;
I Het Regionale schaalniveau; handelsblokken → Economisch en politieke positie versterken →I De SAFTA (South Asian Free Trade Area); een vrijhandelszone, naar buiten toe zijn er handelstarieven die de invoer belemmeren. II De ASEAN (Associatie van Zuidoost-Aziatische landen); economische integratie nastreven met vrij verkeer van goederen, diensten en investeringen.
II Het mondiale schaalniveau; India steeds meer grootmacht. Wil ook binnen de Verenigde Naties zijn positie versterken. Permanent lid van veiligheidsraad.