Menu

o Veiligheid

vooral de veiligheid van wegen vormde een aanhoudende zorg: tollen kunnen vrij vertaald worden als ‘protectiegeld’; op hun doortocht kwamen handelaars door vele verschillende heerlijkheden met soms willekeurige heren

vb. Rijnverkeer

- eerste verbond van Rijnsteden (1254)

- de volgende namen taken op zich die eigenlijk aan de koning waren voorbehouden: handhaving van vrede en recht (indien nodig door geweld: beperkte successen)

Lees meer...

Prioriteiten

prioriteiten van steden waren vaak tegengesteld aan die van koning en adel: afspraken maken i.v.m. handelsverkeer, beschermen van handelaars à onderling afspraken maken

vb. Barcelona ontplooide in de 13de eeuw een ruim netwerk (in de westelijke MZ)

Lees meer...

Stedelijke netwerken

- behalve voor de handelsfunctie waren sommige steden ontstaan rond een kathedraal of bestuurlijk centrum (dienstverlening)

- grootste handelspolen genoten een ruime mate van autonomie tot in de 18de eeuw indien hun ontwikkeling vooraf ging aan de consolidatie van de vorstelijke macht

Lees meer...

Ambachtsgilden

Kenmerken

- vanaf 13de eeuw: ambachtsgilden per beroepsgroep

- locatie bepaald door: wens om samen te klitten, grondprijs, nabijheid klandizie, aanwezigheid stromend water of hygiënische overwegingen (vb. verkopers van voedsel in één straat)

- aanvankelijk: georganiseerd door aristocratie à bedoeling: controle over ambachtslieden

- 13de eeuw (Vlaanderen, Catalonië): georganiseerd door ambachtslieden à bedoeling: bestrijden van onzekerheden (ook religieuze dimensie) vb. 14de/15de eeuw: tehuizen voor behoeftige leden DUS: organisaties vervulden functies die op het platteland door familiale huishouding werd vervuld

Organisatie op basis van :

- nabuurschap tussen leden

- belangen van overheden à ze erkenden de ambachtsgilden vaak als monopolistische beroepsgroeperingen (om de kwaliteit van de productie te verzekeren = belangrijk voor de handelaars!)

Reglementen, opgesteld door de stadsbesturen:

- werktijden

- technische voorschriften à dit leidde tot een stapsgewijze opleiding in de ateliers (ateliers hadden een uitgesproken familiaal karakter):

leertijd voltooid à ‘gezel’ = geschoold arbeider in loondienst bij een meester, kon zich in sommige gevallen kwalificeren voor: â

meester bij aflevering van een door een jury goedgekeurd ‘meesterwerk’

ambachtsmeester: gebonden aan een aantal voorwaarden die verduidelijkten dat dit niet voor iedereen was weggelegd (= tendens tot sociale afsluiting in economisch moeilijke omstandigheden vb. 14de eeuw, waarin ook de tendens tot erfelijkheid van de titel past – vgl. koopmansgilden!)

Ambachtsgilden: grotendeels zelfvoorzienend

= handig meegenomen voor de patriciërs (die ze tevens controleerden): zo hoefden ze niet zelf voor de ambachten in te staan bij crisissituaties

ð toch konden ambachtslieden net door deze organisaties gedachten uitwisselen en tot collectieve acties overgaan, vb. verlaten van de stad uit protest.

ð Reactie patriciërs: geval van Gent: lock-out: overeenkomsten tussen ondernemers om geen stakers in dienst te nemen)

Reactie

tegen 1300 verscherpten de sociale tegenstellingen in de steden (conjunctuuromslag) à acties

- soms kregen de belangrijkste vertegenwoordigers van de ambachten politieke medezeggenschap (zagen patriciërs als voorbeeld à ontwikkeling ‘arbeidersaristocratie’)

- in Vlaanderen was deze omwenteling radicaal door toedoen van de Guldensporenslag (psychologische invloed – stedelingen hadden een ridderleger verslagen)

- later ook in naburige gewesten navolging

Wat konden de ambachtslieden aanvangen met de nieuwe rechten?

- Beschermen levensstandaard

- Beperken van combinatie groothandel – ondernemerschap à sommige ambachtsgilden konden zich opwerken tot kleine ondernemers vb. de wevers in Gent

14de eeuw

- neergaande economische conjunctuur à ondernemers verplaatsen activiteiten naar dorpen (lagere lonen)

- reactie ambachtsgilden: verbodsbepalingen op nabootsing en import, erfelijkheid van meesterschap vastleggen in de statuten, maar deze maatregelen kunnen niet op tegen marktmechanismen à voorsprongsgebieden leggen zich deels toe op zeer hoogwaardige producten à desindustrialisatie ervan en industrialisatie van lage-loongebieden

Vrouwen

- werkten veelal, stonden onder voogdij (van hun man, broer …); enige manier om voogdij te ontkomen en mee te tellen in gilden is als weduwe

- specifiek vrouwelijk beroep: vroedvrouw à konden opklimmen tot meesteres in de gilde der chirurgijnen

Arbeiders die niet in ambachtsgilden zaten

(‘sluiten van de rangen’):

- gezellenverenigingen: na een tijd erkend, maar beperkter privileges

- Duitse Rijk: Wanderschaft der fahrenden Gesellen: jonge gezellen die langdurig rondtrokken (ook naar Italië)

- Talloze ongeschoolde arbeiders à zeer flexibele en onzekere werkgelegenheid à trokken noodgedwongen veel rond à maatschappelijk zwak (konden zich niet organiseren)

Identiteit van de middeleeuwse ambachtsman

hing samen met zijn ambachtsgilde (zijn sociale, politieke en economische rechten hingen ermee samen + ondersteuning in moeilijke tijden)

à sociale conflicten volgens de rivaliteit tussen sectoren, niet volgens klassenverschillen

Lees meer...

De stedelijke samenleving

Bestaan in de stad is uitermate kwetsbaar

- onhygiënische levensomstandigheden à epidemies, vb. verspreiding lepra

- bevoorrading van voedsel afhankelijk van oogst op het platteland

- ambachtslieden: afhankelijk van de internationale markt

Leven van de stedeling

leefde niet op het ritme van de natuur (seizoenen, licht en donker) à uit hun ervaringen rijpt een rationele, burgerlijke mentaliteit (week af van mentaliteit op het platteland). Voorbeelden:

- Geen eten? à ‘Rijken hebben er wel’

- Hoge prijzen grondstoffen? à ‘Handelaars zijn profiteurs’

Veranderde tijdsbesef:

- platteland: levensritme bepaald door natuur en kerk (feestdagen …)

- stad: stadsklok voor markering werktijden + 13de eeuw: mechanische klok à indeling dag in gelijke uren

=> besef dat de samenleving mensenwerk is en door mensen kan veranderd worden à proletariaat wordt mondiger (ook door toedoen franciscanen …)

Juridische structuur van de maatschappij

- verschillende categorieën stedelingen (burgers) die ieder onder eigen rechtsregels vielen

- massa die laagwaardige arbeid verricht en zeer mobiel is bij conjunctuurschommelingen

- categorieën lieden die onder andere juridische status leefden: geestelijken, edelen, leden hofhouding vorst, vreemdelingen, joden, moslims:

→ moslims vooral in Spanje, ook in de christelijke gebieden (lage sociale positie)

→ joden: vooral in mediterrane steden, in eigen wijken en onder bescherming van de koning of landsheer

→ Centraal-Europese steden: diverse etnische, religieuze of sociale categorieën in aparte aan elkaar palende steden

→ West-Europese steden: meer integratie van die categorieën

→ Slavernij, in Iberië en Italië (vooral als huispersoneel)

Sociaal – economische structuur van de maatschappij

- beroepsstructuur in grote steden was gevarieerder (dus meer specialisatie)

- ambachtelijke specialisatie in één sector alleen mogelijk op grote schaal, dus in de grote steden (vb. Gent: textiel)

- vermogen onderling lag zeer ver uit elkaar:

→ bankiers, groter handelaars ßà ambachtslieden

→ geschoolde ambachten ßà ongeschoolde

- vele kleine stadjes behielden een agrarisch karakter

Lees meer...

Sociale verhoudingen

Vroegste stadium

- inwijkelingen zijn van verschillende achtergronden; veelal het overbevolkte platteland ontvlucht

- grond- en banheren hebben nog invloed in de stad à sterke solidariteitsverplichtingen tussen de stedelingen à ceremoniële opname als ‘burger’ na één jaar en één dag: VRIJ!

- Vrijheid = ‘vrij van de verticale maatschappijstructuur van het platteland’ (afhankelijkheidsrelaties vb. heer – horige)’

- de stad is ‘horizontaal’ à iedereen gelijk = radicale vernieuwing in de toenmalige maatschappij

- invloed van christelijke religie? In alle geval zijn religieuze broederschappen uitdrukkingen van die gelijkheid.

Stad groeit

→ solidariteitsbanden worden bijgevolg kleiner

→ verschillen in economische activiteit versterken sociale ongelijkheid: ambachtslieden afhankelijk van kleine handelaars, afhankelijk van grote handelaars

Grote handelaars

- vormen nieuwe bovenlaag

- regelen import en export

- coördineren productieproces

- met het bekomen kapitaal kopen ze stukken grond en bouwen ze stenen huizen à grondprijs stijgt snel en spectaculair

- ze trachten adel na te bootsen, een stenen huis in het centrum = prestige (in Italië worden ze sneller in de adelstand opgenomen dan in het Noorden, wegens de uitstraling van de steden aldaar)

Koopliedengilden en –hanzen

- kern van de nieuwe bovenlaag

- onderlinge bijstand, bescherming op lange reizen, religieuze ceremonieën

- begin: volstrekte openheid tegenover nieuwkomers, conflicten tussen leden probeerde men te verzoenen

- 13de eeuw: van ‘verzoening’ geen sprake meer à blijkbaar zijn het al afgezonderde clubjes, ambachtslieden worden geweerd

- Waarom afsluitingsproces?: hoe groter het ledenaantal, hoe minder onderlinge solidariteit + verzadiging (eigen situatie veilig stellen – competitieve maatschappij)

- Stedelijke elite op basis van economische verschillen (vgl. feodale aristocratie)

- Stadsbestuur in handen van belangrijkste groep, hangt af van stad tot stad, vb. Brugge: Hanze van Londen, Leuven: gilde van de lakenhandelaren … dus ook politieke macht à patriciërs

2.XIII

neergaande economische conjunctuur

ð maatschappelijke groep net onder de patriciërs (meestal de ambachtslieden) komen in vele steden in opstand

ð zeer verschillende uitkomsten (soms in stadsbestuur, soms niet – hing af van getals- en machtsverhoudingen en de mogelijkheid tot coalitievorming)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen