Menu

Dienaren van de staat

Duitse Rijk

- berust primair op persoonlijke banden

- aristocratie met monarchale top

- landadel = dominante klasse

Italië

- monarchie berustend op zelfstandige gemeenten, edelen en kerken, beschikkend over formeelgedelegeerde heerschappijrechten

- groeicapaciteit leidt tot nieuwe sociale en politieke verhoudingen

- dienstmannen = onvrijen die lenen konden bezitten, maar ze niet erfelijk overdragen

vanaf 12e eeuw:

belast met specifieke functies en ambten, waarvoor ze bestaansmiddelen kregen in de vorm van een domein

voogdijschappen:

* vooral over burchten

* later ook ambten in koninklijke dienst, aan het hof, in het rijksleger en in rechtsambten in rijkssteden

* ook kerken en vorsten gingen over tot het aanstellen van ministerialen

Contrast Duitse Rijk – Engeland

Engeland

- voor 1066:koninkrijk reeds hecht georganiseerd

- na de verovering: bestuurssysteem nog versterkt opdat de nieuwe heersers hun controle kunnen effectueren

→ er was sprake van nationale eenheidsstaat met gemeenschappelijk recht voor mannen ( Common Law )

→ oudste nationale eenheidsrecht

Duitsland

- grote regionale diversiteit van gewoonterechten

- Normandiërs introduceren leenstelsel; Willem de Veroveraar beloonde vazallen met land direct van de kroon in leen

→ basis voor militaire organisatie;

* de vazallen dienden vast aantal ridders te leveren voor de oorlog

* alleen in Schotland en Wales kregen vazallen om tactische redenen enige autonomie

→ in het Duitse Rijk bleven weinig gebieden strak onder controle van de kroon

Frankrijk

Domeininkomsten

werden geïnd door prévôts die hun ambt pachtten

>> corruptie

>> oplossing; installeren van baljuws;

Baljuws

- waren aan de koning gebonden door drie zaken: ambtseed, afzetbaar en gesalarieerd

- taken waren drieledig:

* samen met hun sergeanten; openbare orde, rechtszittingen, controle schepenen, vonnissen ten uitvoer

* ze innen de gerechtsinkomsten van de koning, hertog of graaf

* ze roepen de vazallen op tot legerdienst

- ook hier een schril contrast met het Duitse Rijk; het Rijk verstart in zijn traditionele structuren (nog tot 1806)

Lees meer...

Het koningschap wordt een ambt

Monarchale machten: verzekeren steun geestelijken

Redenen

  • ondersteuning wankele positie
  • geestelijken waren enige geletterden in een samenleving van boeren en krijgers

* zij leggen op hun beurt in het gevoerde beleid een sterke nadruk op verspreiding van geloof

Voorbeelden van dergelijke vorsten

Otto I verwerft sacraal karakter

Knut van Denemarken en Steven van Hongarije worden als heiligen beschouwd

>> wederzijdse steun en bescherming Kerk en koning

>> sommige vorsten zagen in die sacrale bescherming de oplossing om feodale heren die hun gezag ondermijnden aan banden te leggen (vb. Hendrik III)

Verambtelijking van het koningschap

- opvattingen van de geestelijken werden onderbouwd door een evolutie die puur organisatorisch onvermijdelijk was

- vorsten werden gedwongen tot het creëren van een bestuursstructuur voor de stabilisatie van het verworven territorium:

→ d.m.v. pacificatie ( = onderdrukken van mogelijke interne weerstand), uiteraard om ‘het algemeen belang’ te dienen ( + steun Kerk)

→ bijgestaan door geestelijke raadsheren en hofambtenaren en diegenen met belangstelling voor het Romeinse Recht

Lees meer...

De monarchale dynamiek

Algemene kenmerken van vroege monarchieën

1) belangrijke inbreng van Kerk en christendom in de uitbouw

keizers en koningen kregen uitdrukkelijke missioneringopdracht mee bij hun erkenning door de Kerk; drie omstandigheden verklaren dit verband

- kersteningproces in 1000 niet diep doorgedrongen in Europa >> heidense of anders –gelovige gebieden open voor universalistische en exclusivistische christelijke Kerk

- Kerk is enige instelling die op continentale schaal de culturele standaard van het Romeinse rijk overeind houdt te midden van de feodale competitie en migratiebewegingen

- ambitieuze krijgsheren tooiden zich graag met de sacrale waardigheid; ze verhieven zich boven hun concurrenten en maakten hun machtspositie onaantastbaar

2) twee categorieën:

a) primaire of autonome

gevolg van een ontwikkeling vanuit de betreffende samenleving zelf (vb. Frankische en Servische expansie en de Reconquista)

→ beschikken over meer menselijke en materiële middelen en daardoor in staat elders ontwikkelingen op gang te brengen

b) secundaire of afgeleide

van buitenaf opgelegd of uitgelokt, de creatie, omvorming of verdwijning van een koninkrijk gebeurt onder druk van een of meer andere

(vb. Polen en Bohemen, gecreëerd door het Duitse Rijk)

=> uitzondering!

Engelse expansie primair t.o.v. westelijk Frankrijk, Wales, Schotland en Ierland, secundair t.o.v. de Denen en Normandiërs

3) autonome vormingsprocessen:

zowel het Duitse Rijk, als Frankrijk, als Engeland beschikten over de onmisbare troeven nodig voor de groei van een monarchale macht; nl. omvang, geconcentreerde ligging en productiecapaciteit

- Ottonen: de Hausmacht groeit uit tot een substantieel koninklijk domein

- Karolingers beschikten over een aanzienlijk en productief kroondomein

- Capetingers; geconcentreerde ligging van hun bezittingen in het meest vruchtbare en best bereikbare deel van de regio

- Willem de Veroveraar zorgde ervoor dat zijn grootste vazallen verspreid waren tot in alle uithoeken van het pas veroverde land

4) essentieel territoriale ontwikkelingen:

- koningen beschikten over veel vruchtbaar land en konden daardoor nog meer land veroveren

- anderzijds Denen en Normandiërs die volgens de traditie van de Vikingen land veroveren overzee; na een periode van plundering, vestigen ze zich sedentair

- ca. 1200 zijn de demarcatielijnen tussen de koninkrijken voorlopig globaal getrokken; randgebieden blijven over

→ kleine, maar gestructureerde gebieden, gelegen aan kusten en in raakvlakken tussen invloedsferen (vb. Italië)

→ door de grensligging zowel bedreigd, als relatief autonoom

anderzijds andersoortige structuur:

vorsten krijgen minder gemakkelijk controle over kuststreken

naarmate de bezittingen van de vorst toenamen, moesten zij meer personeel aannemen

=> MAAR:

* feodale grondbezitters wilden behoud en uitbreiding van hun patrimonium

* families maakten gebruik van huwelijks –en verervingstrategieën

* in geval van betwisting: fysieke geweldsmiddelen

>> verambtelijking

BESLUIT:

opkomende territoriale vorsten van de 10e tot de 13e eeuw waren in feite de winnaars van de strijd voor controle over schaarse overschotten van een nog weinig productieve landbouweconomie. ook bij suprematie waren ze bovenal aangewezen op het goede beheer van hun uitgestrekte domeinen

Lees meer...

De Balkan

- laatste decennia 12e eeuw: Bulgaren vechten zich vrij en worden door eigen tsaar geregeerd ( daarvoor onder Byzantijnse bezetting)

- 1242: invasie van de Mongolen >> einde Bulgaarse ‘autonomie’

- 1204: verovering Byzantium door westers kruisleger >> verzwakking restanten Grieks keizerrijk

- rivaliteit tussen westerse en oosterse kerken:

* 1204: paus erkende koningschap over Servië door Bulgaarse tsaar

* 1218: paus erkend koningschap van de Serviër Steven

- Serviërs kunnen in de 13e eeuw hun gebied uitbreiden naar Macedonië, Bosnië en Slavonië onder de rooms –katholieke koning Milutin ( 1282-1321):

Lees meer...

Frankrijk: het concentrische model

Kenmerken

- Franse monarchie ontwikkelt zich zeer laat; ontwikkeling pas vanaf einde 12e eeuw; nog na Lodewijk VI ( 1108-1137) en Lodewijk VII ( 1137-1180)

- gebied ingesloten door territoriale vorstendommen; in theorie afhankelijk van de kroon, in praktijk autonome monarchale staatjes (vb. hertogdom Normandië, graafschap Vlaanderen,..)

- de Franse koningen dienden bovendien hun aanspraken te verdedigen tegenover feodale heren die hun kasteelgebieden (châtellenies) met alle middelen verdedigden

Geschiedenis

1152

Lodewijk VII en Eleonora scheiden wegens bloedverwantschap

=> Lodewijk huwt iemand uit het huis van Champagne en zij schenkt hem een zoon ( hetgeen feitelijk de reden was tot scheiden, bij vorig huwelijk; twee dochters)

→ 1285: graafschap Champagne valt toe aan Franse kroon

→ unie Noord –en Zuid-Frankrijk ( tot stand gekomen in 1137 door huwelijk met Eleonora, hertogin van Aquitanië) valt uiteen

=> Eleonora huwt Hendrik Plantagenet, graaf van Anjou

→ echtpaar heerst over een derde van Frankrijk

→ 8 kinderen; samen met hun ouders verspreiden zij de troubadourlyriek en rond 1180 de hoofse roman ( adellijk gedragsmodel voor gans Europa)

Capetingers

Capetingische monarchie ontwikkelt zich onder Filips Augustus:

- 1180: Atrecht en Sint –Omaars worden verworven

- 1185: confrontatie met graaf van Vlaanderen; het zuidelijke deel van diens territoria wordt verworven >> hieruit wordt Artesië gevormd

- 1204: confrontatie met Jan zonder Land; Normandië en de gebieden langs de Loire worden veroverd door Franse troepen ( cf. slag bij Bouvines, A.7)

- 1208: kruistocht tegen de albigenzen

50 jaar na 1180

oppervlakte van het gezag van de Franse kroon verviervoudigd:

- 1213: Toulouse wordt ingelijfd door Simon van Montfort ( N – Franse baron)

- 1229: zoon van voormalige graaf van Toulouse moet de steden Beaucaire en Carcassonne afstaan

>> Aragon heeft geen invloed meer ten Noorden van de Pyreneeën

>> Frankrijk incorporeert Languedoc

=> vanaf 1463 tot in de 18e eeuw blijft de Franse monarchie uitbreiden door stelselmatige annexatie van voorheen autonome territoriale vorstendommen

Lees meer...

Iberië

Iberische koninkrijken behoren tot de oudste expansieve koninkrijken van Europa:

- Córdoba; grootmacht ( half miljoen inwoners), cultureel en economisch veel verder vooruit dan Europa (intensieve landbouw, uitgebreide handel)

- Andalusië en gebieden langs de Oostkust; intensieve land –en tuinbouw met gevarieerde productie

>> export mogelijk

>> staatsinkomsten stegen

ECONOMISCH

- vrije markt van Portugal tot Perzië; door handel producten uit het verre Oosten op de Arabische markten (vb. kruiden) >>> ontstaan farmacologie

- constante aanvoer van goud en slaven uit Afrikaanse binnenlanden

- nieuwe technieken (vb. krediet, betaling per cheque,..) die pas eeuwen later door de Latijnse christenen werden overgenomen

CULTUREEL

Kenmerken

- verschillende etnische gemeenschappen in afzonderlijke wijken, maar wel nauw verbonden

- hof = voornaam cultuurcentrum; bibliotheek van circa 400.000 banden ( vgl. 2000 in de Sorbonne )

- vertaalactiviteit van Griekse en Arabische werken ( rond bvb. astronomie)

Arabische taal en islam

werden dominant in de veroverde gebieden

>> homogenisering

diversiteit van de verschillende volkeren en politieke regimes werd aaneengeschakeld en toch aandacht voor de tegenstellingen

>> uitwijking

mozaraben ( = gearabiseerde christenen) wijken uit naar het christelijke Noorden à stelt zich steeds agressiever op

>> polarisatie

vormen of ontstaan van scherpe tegenstellingen)

Begin XI

kalifaat van Córdoba vervalt in anarchie door opvolgingscrisis, het wordt ingenomen door een Berberleger en in 1031 wordt het formeel opgeheven

>> verbrokkeling in koninkrijkjes

Koning Alfons VI van Léon en Castilië

rukt op naar het Zuiden en legt een zwaar tribuut op aan de moslims

=> 1085; val van Toledo

=> vorsten (o.a. Sevilla) zoeken steun bij de Almoravieden (o.l.v. Yusuf ben Tasfin) à zij hebben Marokko onder hun gezag verenigd en Marrakesh gesticht

=> moslims weer verenigd onder één gezag met kern in Maghreb

Verder verloop

1098:

Yusuf laat zich erkennen als emir; hij had immers behoefte aan religieuze legitimatie

1125-1126:

christelijk leger ( onder Alfons I van Aragon) dringt door tot in Aragon

ondanks de strijd vindt culturele aanpassing en uitwisseling op grote schaal plaats (cf. bouwstijl in Noord –Afrika)

1147:

- einde Almoraviedenheerschappij in Marokko

- in Iberië trekken de regionale vorsten opnieuw de macht naar zich toe

- Berberstammen voeren heilige oorlog, voornamelijk tegen Almoravieden

1172:

Abu Ya’qub Yusuf voegt heel al –Andalus (of Iberië) bij het Almohadenrijk;

>> 1212: slag bij Las Vanas;onder het mom van kruistocht (Innocentius III brengt coalitie bijeen) komt het regime ten val

>> islamitische bevolking trekt naar Granada

>> moslimgebied bleef bakermat van cultuuroverdracht waaraan christelijk Europa schatplichtig is

Zuidwaartse expansie christelijke koninkrijken

langs drie parallelle assen: zie kaart p. 230

  1. Lissabon en omgeving (o.a. Algarve en Faro)
  2. centrale koninkrijken Léon en Castilië
  3. verenigen afzonderlijke gebieden ( b.v. graafschap Barcelona, koninkrijk Aragon) langs de oostkust

→ Portugal, Castilië –Léon en Aragon rukken samen op, maar strijden ook tegen elkaar

>> taalgrenzen; Portugees, Castiliaans, Catalaans

>> probleem: weinig bevolking in veroverde gebieden en dus schaarste aan boeren

→ moslims moesten land bewerken, in ruil behielden ze hun bezittingen, zelfbestuur en godsdienstpraktijk

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen