Menu

Imperium en sacerdotium

Imperium

- imperium = naast Duitse koningskroon, ook die van Lombardije en Bourgondië (sinds 1032)

- keizers beschouwen zichzelf als opperste leenheer over de koninkrijken Polen en Hongarije, het hertogdom Bohemen en de Zuid –Italiaanse vorstendommen Capua, Salerno, Beneventum en Apulië

Duitse hegemonie

Duitse hegemonie in Italië werkte in praktijk niet;

- men kon formele erkenning afdwingen en maatregelen opleggen, maar zodra de vorst weer noordwaarts keerde was het voorbij

- weerstand vaak reëel; vb. Koenraad II machteloos voor de gesloten poorten van Milaan

Pausen en keizers

Rome

keizers kregen nooit werkelijk voet aan wal

- 996; eerste Duitse paus, kroont Otto III tot keizer => wordt verjaagd door tegenpaus

- 997; keizer herovert Rome met geweld

- 1002; wederom verjaagd, beiden sterven

=> graven van Tusculum beheersen weer de kerkelijk territoria in Midden –Italië en leveren gedurende een halve eeuw pausen uit de familie

Leo IX (1048 – 1054)

pauselijke waardigheid krijgt een nieuwe wending;hij behoort tot de Bourgondisch –Lotharische beweging voor de kerkhervorming en zet zich af tegen de wereldlijke invloed op de Kerk (cf. hoofdstuk 8)

Kerk en wereld

Afgrenzing tussen Kerk en wereld

Hendrik III; hervormingsgezind, maar wijst toch zijn kanselier aan als paus; hij is de laatste die vertrouwelingen tot paus kan aanstellen, die door de hele christenheid werden aanvaard

Innerlijke zuiveringsbeweging van de Kerk

onverzoenbare contradicties voor de religieuze legitimatie van het keizerschap en voor het hele Rijkskerkstelsel

>>> Rijkskerk en staatswezen waren ontegensprekelijk aan elkaar gebonden; niet meer te ontrafelen zonder ganse systeem aan te tasten

Lees meer...

Herstel van het keizerschap

Cruciale wending in verhouding Rijk – Kerk

- eeuwigdurende strijd tussen Romeinse adelgeslachten Crescenti en Tusculani

>> paus Johannes XII bedreigd; hij vraagt Otto I om hulp

- 951: belegering van de oude hoofdstad Pavia

>> Otto I laat zich kronen tot ‘koning van de Franken en de Langobarden’

- keizerskroon in ruil voor bescherming Johannes XII ( cf. Pippijn I in 800)

- 962: intocht in de heilige stad, zalving en kroning tot keizer door paus

- na de aftocht sluit Johannes XII een verbond met Otto’s vijanden

>> Johannes wordt afgezet

>> eigen kandidaat Leo VIII wordt verkozen

Pausdom op absoluut dieptepunt

- theologisch stelt het niets voor

- politiek afhankelijk van het keizerschap

Banden met pausdom

worden vernauwd en hergewaardeerd:

- korte termijn; bevestiging greep keizers op de Rijkskerk

- langere termijn: competentieconflicten

( opvijzeling op p. 215 en de context)

Duitse keizers

- oriëntatie van de Duitse keizers op Italië en de oostwaartse expansie

>> overbelasting Rijk door militaire inspanningen zonder veel duurzame resultaten

- 982 (Otto II); nederlaag tegen de Saracenen in Zuid –Italië confrontatie met grote moeilijkheden in Duitsland

Besluit

door de fascinatie van de keizerskroon verwaarlozen de koningen ( van Otto I tot Frederik II ( 1212- 1250) ) hun rol binnen het Rijk

>> middelpuntvliedende krachten krijgen zowel in Duitsland als in Italië alle ruimte

Lees meer...

De Rijkskerk

>>> essentiële factor voor het overwicht van het Duitse Rijk in Europa:

- de koningen grondvesten hun macht op die van de kerk

- Kerk was ten nauwste verbonden met Rijk

Systeem

- overheidsfuncties + bezittingen en inkomsten, inclusief militaire, voor bisschoppen en abten

→ Duitse koningen verleenden territoriale vorstendommen aan bisschoppen die zo wereldlijk en geestelijk gezag tegelijkertijd uitoefenen in gebieden die elkaar niet steeds overlapten ( vb. Sticht)

- hooggeschoolde geestelijken aan het hof met functies als kanselier en andere; ook kerkelijke waardigheden zodat zij in naam van het kerkelijk patrimonium hun diensten aan het Rijk konden vervullen

- kerkelijke dignitarissen (d.i...)soms verkozen omwille van politieke trouw i.p.v. hun religieuze kwalificaties

- Duitse koningen = hoogste beschermheren christenheid en actief in ondersteuning kerstening

Priestercelibaat

eigen dynastiek patrimonium onmogelijk door priestercelibaat (<> lekenvazallen);

=> toch ruilrelaties tussen geestelijken en vazallen in de vorm van bescherming, schenkingen en culturele diensten ( vb. communie, huwelijk,...)

>> aanspraak op materiële en persoonlijk weldaden Kerk door belangrijke families

>> prelaten worden machtswellustigen

Aartsbisschoppelijke katheder van Maagdenburg

Duitse missiepost tegen Slavische heidenen

>> samenwerking Kerk en Rijk

>> saamhorigheid van de verschillende volkeren in het Rijk

Bouwkunst

Bouw van grandioze kathedralen:

- kerk van Maagdenburg door Otto I

- kathedraal van Bamberg door Hendrik I

- dom te Spiers door Koenraad II

Ottoonse bouwkunst:

- karakteristiek is de architecturale conceptie; westpartij even zwaar accent als het naar het oosten gerichte koor

- symmetrie van geestelijke en wereldlijke macht tot uiting door twee torens van gelijke hoogte aan elke zijde

- troonzaal boven het westportaal opdat de koning de mis kan volgen in verheven positie (loge)

Lees meer...

De vestiging van het Duitse koninkrijk

Organisatie

→ enerzijds verkozen keizerschap op basis van beste militaire prestaties anderzijds tendens koningschap erfelijk

→ vier stamhertogdommen, vermoedelijk ontstaan door territoriale verdediging tegen Magyaren en Slaven, met (gedeeltelijk etnische basis);

- Saksen

- Franken

- Zwaben

- Beieren

Geschiedenis

- 911; Karolingische dynastie sterft uit

- 919- 921; Hendrik de Vogelaar (hertog van Saksen) wordt verkozen tot koning in ruil voor verregaande autonomie voor de Beierse hertog in zijn hertogdom

>> Duits koningschap is verzekerd

>> maar; tegengewicht van de hertogdommen

- 929; Hendrik I laat zoon Otto I erkennen als zijn enige troonopvolger om de continuïteit van hun dynastie te waarborgen tegen rivaliserende hertogen en gefrustreerde familieleden

- Otto I (936- 973)

- Otto II (973- 983)

- Otto III (994- 1002); geboren in 983; tijdens zijn elfjarige minderjarigheid hebben de twee weduwen van de twee voorgaanden samen met de aartsbisschop Willigis van Mainz het regentschap

- traditie van verkiezing wordt uitgehold tot zorgvuldige onderhandelingen, maar de belangrijkste rijksvorsten slaagden er toch in het principe van de koningsverkiezing overeind te houden

- Hendrik II (1002- 1024); verwierf nooit werkelijk gezag in Saksen

- Koenraad II (1024- 1039); bekleedde geen vorstenrang alvorens de Salische dynastie

>> bewijs dat het Duist koningschap zelfs los van etnische basis verankerd was

- familiebanden vormden een essentieel element instrument in de consolidatie van de koninklijke macht (bevoorrechte zonen, huwelijksstrategies,...)

>> persoonlijke machtsuitbouw in plaats van trouw aan de vorst

- 944: Otto I lijft vanuit zijn Hausmacht ( = patrimonium van de dynastie) rest Lotharingen in

>> gebiedsuitbreiding richting Westen

- 1034: inlijving koninkrijk Bourgondië

>> westelijke grens langs de lijn Rhône, Saône, Maas en Schelde

Geografisch

- verschillende entiteiten; naast Germaanstalige volkeren ook Romaanstalige, Latijnse en West –Slavische

>> grote communicatieproblemen

>> culturele verschillen aanwezig; maar beperkt ( Magyaren en Slaven)

- het Rijk is onderverdeeld in ‘Marken’ ( = kolonisatiegebieden); vb. Oostmark, Steiermark; Karintië,...

>> doel; terugdringen Slaven, Magyaren en buitenposten van het Byzantium

- voortdurende strijd tegen rivalen tijdens de 10e eeuw

>> zwaarbewapende ruiterij verschafte de militaire stootkracht die bij omringende volkeren veel minder ontwikkeld was

Lees meer...

Oost- en West – Frankische rijken

Ontwikkeling staatsmacht relatief vroeg

- ontzaglijk territorium

>> invloed op aangrenzende gebieden ( gezien de centrale ligging van het Duitse rijk; grootste deel Europa!)

- ontwikkeling staatsmacht d.m.v. unieke en complexe structuur

- tijdens late ME: onafhankelijke steden worden staatsrechterlijke eenheden binnen Duitse rijk

=> zwaartepunt Karolingisch rijk ligt westelijk; gebied Loire –Rijn

Karel de Grote

vindt ontwikkeling in minst ontwikkelende, minst gekerstende delen; gebied Rijn –Donau

à minder ontwikkeld dan Zuid –en West –Europa omdat zij de effecten van de Romeinse kolonisatie gemist hebben

>> geringe dichtheid bewoning, steden, bisschopszetels en gebaande wegen

Voortdurende beschikbaarheid van krachtige leiders van wezenlijk belang:

- Hendrik I ( 919 – 936): breekt met Frankische traditie van erfdeling (regnum Teutonicorum)

- Ottonen ( 919 – 1024)

- Saliërs ( 1024 – 1125)

- Hohenstaufen ( 1132 – 1254)

Duitse koningen

slagen erin de Karolingische expansie te stoppen, in tegenstelling tot hun West –Frankische tegenhangers:

- Duitse koningen konden rekenen op de overdracht van het keizerrijk (translatio imperii)

- West –Frankische Karolingers missen stevige machtsbasis door feodale machstverbrokkeling

Vanaf XII

heerschappij van de Franse kroon breidt zich uit in alle windstreken

>>> effectieve beheersing van een aanzienlijk territorium die eenheidsstructuur echter blijkt op termijn veel minde diep in de samenleving door te dringen

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen