Menu

ATP synthese

Er is een neiging van de protonen buiten om naar binnen te gaan, maar dit kan niet. Als je dan een enzym er tussen zet dan kan die zorgen dat de protonen daar terecht komen waar ze naar toe moeten. Enzym pakt energie en gebruikt deze om ADP om te zetten in ATP. Het is dus een soort cyclus.

Enzym heeft een membraanonderdeel en een oplosbaar onderdeel. Dit oplosbare deel bestaat uit alfa’s en bèta’s. In het midden heb je een as. Onderin zitten de onderdelen die zorgen dat ATP gemaakt kan worden. Hij heeft 3 actieve centra (= B subunit), deze zorgen dat er in het centrum geen water is, wat snel aan fosfaat zou kunnen binden. ATP kan spontaan ontstaat bij een erg lage waterconcentratie. Onder de juiste omstandigheden kan in zo’n bindingsplek ATP ontstaan. De drie bindingsplekken voor nucleotides zijn verschillend bezet! In een zit fosfaat, in een ADP en in de laatste ATP. Voor elke van de onderdelen is maar 1 gen. De drie plekken zijn wel identiek. De as heeft interactie met alle onderdelen en afhankelijk hoe de interactie is, kunnen er verschillende dingen gebonden worden.

In de drie verschillende bindingsplekken, heb je drie verschillende conformaties. Plek met ATP heeft het label T, dit betekent dat ATP zo vast zit dat het er niet meer uit kan. De L kant heeft een lage affiniteit, heeft een losse binding met ADP en P. De laatste bindt helemaal niks, deze heet O voor open.

Al gevormde ATP gaat over in ADP en P deze bindt aan de L side, omdat de concentratie heel groot is. Door protonen veranderingen, een stroom, switchen de kanten. Eigenlijk is er ATP vrijgekomen, gesynthetiseerd. De ATP in de O kant zie je nu als gesynthetiseerd, ook al was het er eerder. De protonen leveren de energie hiervoor.

De as verandert, hij draait. De as draait door het enzym heen, interacties met de grote onderdelen veranderen en dan veranderen de eigenschappen van die onderdelen ook.

Actin zit in de dunne filamenten van de spieren. Aan de as hangt zo’n actindraad.

In het Fo gedeelte zit een heel hydrofoob onderdeel: C. Op C zit 1 aminozuur, dat polair is.

Dit aminozuur mag zijn proton niet kwijtraken, omdat zijn omgeving hydrofoob is. Aan de a kant mag dat wel, daar zit gewoon een eiwit naast.

In de rotor, heb je 2 verschillende toegangskanalen, daartussen is het dicht. Als je dit eiwit laat kijken naar die ring, moet die kant neutraal zijn, maar aan de kant van het eiwit hoeft dat niet.

Die machine noem je entropisch, de beweging is puur toevallig, het komt door botsingen met de omgeving. Er zit geen richting in, de richting komt alleen door het verschil in protonen concentratie.

In de pomp heb je 2 modes: je kunt ATP maken en ATP splitsen

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen