Respiratie & fotosynthese
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 1185 keer
Je krijgt zuurstof binnen en maakt er water van, doen wij tijdens ademhaling. Elektronen die daarvoor nodig zijn zitten in NADH. Dan zorg je dat je ATP krijgt, het zijn 3 moleculen. Dus ATP produceren d.m.v. ademhaling is veel productiever.
Chemiosmotische fosforilatie = ATP vormen door ademhaling. Mitchell zei je hebt maar 3 onderdelen nodig voor ATP productie:
- membranen;
- proton pompen;
- ATP synthase.
Een proton kan ook niet zomaar door een membraan heen. Mitochondrium: ATP synthese. Denk aan het concentratie en aan het potentiaalverschil. Heel veel ATP wordt gemaakt m.b.v. een potentiaalgradient.
Ook in mitochondrien heb je pompen, die pakken proton van binnen en pompen die naar buiten, waardoor het concentratieverschil verandert: meer buiten en minder binnen. De electronen in onze mitochondrien komen uit glucose, door de processen. De elektronen die op NAD zitten drijven onze pompen aan. Het mitochondrium zorgt dat je stapjes neemt door kleine redoxreacties.
Je neemt dus een electronencarrier, je sluist het door een keten heen en die gaat dan van heel negatief redoxpotentiaal, naar een stap met minder negatief redoxpotentiaal, energie komt vrij, deze energie koppel je aan het pompen van protonen.
Je hebt dus drie grote eiwitten in het membraan van het mitochondrien. Het eerste eiwit pakt de elektronen van het NADH. De elektronen worden doorgegeven aan een andere overdrager, die op een lager energieniveau zit, de vrij gekomen energie wordt gebruikt om de protonen te verplaatsen. De elektronen worden weer doorgegeven, ook deze energie wordt gebruikt om protonen te pompen. Aan het eind krijg je water, ook die vrijgekomen energie wordt gebruikt om protonen te pompen. De laatste stap is erg groot. De stappen zie je op dia 31. De electronen komen op het zuurstof terecht, waardoor de zuurstof negatief wordt en dus aan H+ bindt om weer neutraal te worden. Deze protonen komt gewoon uit de omgeving!!
Waar interacteren de electronen mee? Al het eiwit wat om het membraan heen zit is eigelijk een soort steiger en dat zorgt dat cofactoren op de juiste manier geplaatst zijn. De electronen interacteren nooit direct met het eiwit, ze interacteren met de cofactoren. Het eiwit zorgt alleen dat de cofactoren op de juist plek blijven.
Wat zijn de afvastoffen? CO2 en H2O. Uitgangstof: NAD.
In fotosynthese gebeurt voor een deel het tegenovergestelde van ademhaling. Er komt licht binnen, energie, die wordt gebruikt om bepaalde processen in gang te zetten. Ook de chloroplasten hebben een electronentransportketen, maar deze keten eindigt met NAD ipv dat ie ermee begint. Er wordt dan gereduceerd NAD gemaakt. Ze halen hun electronen uit water, daarmee ontstaat zuurstof.