Menu

Ruggenmerg

Spinale spieratrofie

Degeneratie of verlies van motorische voorhoorncellen kan leiden tot spierzwakte, spieratrofie, fasciculaties en verlaagde reflexen. Er zijn erfelijke proximale spinale spieratrofie en niet-proximale spinale spieratrofie. De eerste is onder te verdelen in drie infantiele types en een adulte. De tweede in distaal, segmentaal (focale spierzwakte van een arm of been), spinobulbair (proximale beenspieren, gelaat, slikspieren) en progressief (meestal beperkt tot de extremiteiten, lijkt op ALS).

Amyotrofische laterale sclerose (ALS)

ALS komt het meest voor tussen 50 en 60 jaar en wordt gekenmerkt door een combinatie van centrale en perifere neurologische afwijkingen. De eerste symptomen zijn meestal zwakte en atrofie van de handspieren. Ook kan het beginnen in de benen of in de bulbaire spieren (spraak-, slik- en kauwproblemen). Het begin in de extremiteiten kan asymmetrisch zijn. Bij onderzoek zijn er paresen, atrofie en fasciculaties. De reflexen zijn normaal of verhoogd en de voetzoolreflex wordt pathologisch. Het is een progressief verlopende ziekte met uiteindelijk gegeneraliseerde paresen.

Mannen worden 1,5 keer vaker aangedaan dan vrouwen. Op beeldvormend onderzoek is te zien dat het ruggenmerg en de voorwortels sterk atrofisch zijn en de neuronen in de motorische schors en de voorhoorn van het ruggenmerg gedegenereerd en afgenomen zijn.

Lumbale hernia nuclei pulposi (HNP)

Degeneratie van tussenwervelschijven (discopathieën) komt vaak voor, vooral tussen de 25 en 50 jaar, meer bij mannen dan bij vrouwen. Er is sprake van een lage rugpijn, uitstralend naar een been, of alleen pijn in een been, met rugpijn in de voorgeschiedenis. De radiculaire pijn is gelokaliseerd in een dermatoom, afhankelijk van de wortel die gecomprimeerd wordt. De pijn neemt toe bij drukverhoging, rek of belasting. De pijn is heftig, scherp en stekend, er kan sprake zijn van referred pain. Bij lichamelijk onderzoek kan er een verstreken lumbale lordose zijn en scoliose door een antalgische houding. Wortelprikkelingsproeven, sensibiliteit, spiertesten en reflexen kunnen helpen met de lokalisatie van de hernia. Paresen zijn meestal gering aanwezig, omdat spieren door meerdere zenuwen worden geïnnerveerd. Over het algemeen is er geen reden tot aanvullend onderzoek. Mocht je dit wel willen doen, kun je een MRI of CT laten maken. De hernia bevindt zich vaak op het niveau van L4-L5 of L5-S1. Zonder iets te doen kan de hernia zich herstellen. Tot die tijd zo min mogelijk belasten. Bijna de helft van de patiënten herstelt binnen vier weken. Pijnstilling kan helpen (paracetamol of NSAID's). Er wordt geopereerd als er sprake is van een cauda syndroom, snel progressief toenemende paresen of bij uitblijven van effect van de conservatieve behandeling. Complicaties die hierbij kunnen optreden zijn: behandeling van het verkeerde niveau, wortellaesies, bloedingen, duralekkage of spondylodiscitis. Er kunnen restverschijnselen blijven.

Syndroom van de lumbale wervelkanaalstenose

Hierbij is er sprake van vernauwingen van het spinale kanaal of van de laterale recessus. Het komt vooral voor bij 55 tot 70 jarigen. Centraal staat uitstralende pijn, eventueel met zwakte (constant compressie) of paresthesieën. Ook kan er sprake zijn van progressieve moeheid, krachtsverlies, ochtendstijfheid of startpijn. Bij voorover buigen wordt de pijn minder. Er hoeft geen sprake te zijn van afwijkingen bij het lichamelijk onderzoek, ook al kan de patiënt na lopen verminderde reflexen of spierzwakte hebben (neurogene claudicatio). Wortelprikkelingsproeven zijn over het algemeen negatief. Zowel MRI als CT is geschikt voor diagnostiek. De belangrijkste oorzaak is congenitaal i.c.m. degeneratie, waarbij er compressie van de lumbale epidurale venen en de cauda equina op kan treden. Retroflexie van de wervelkolom leidt tot toename van de compressie. Neurogene claudicatio is progressief. Als de klachten zodanig zijn geworden kan er operatief een halve of hele wervelboog worden weggehaald (laminectomie).

Cervicale HNP

Hierbij is er sprake van uitstralende pijn in de arm. Er is sprake van segmentale lokalisatie en tintelingen. Ook kan er pijn in de nek optreden. De pijn neemt toe door drukverhoging, retroflexie, ipsilaterale flexie of door het hoofd contralateraal te draaien en de arm te abduceren. Aanvullend onderzoek bij twijfel is een MRI. De belangrijkste oorzaak voor HNP is een discusprolaps. Het meest is C7 aangedaan, daarna C6 en C8. Er is een goede prognose, zonder behandeling is de pijn na 4 tot 6 weken over. Er moet rust gehouden worden en er kunnen analgetica worden voorgeschreven. Als de pijn blijft kan er geopereerd worden.

Cervicale spondylotische myelopathie

Artrotische veranderingen van de cervicale wervelkolom (spondylose). Dit leidt zelden tot klachten. Beginsymptomen zijn tintelingen in de armen, loopstoornissen, krachtsverlies en tintelingen in de benen. Aan armen kunnen ook perifere motorische verschijnselen voorkomen. MRI kan nuttig zijn. Het spontane beloop is wisselend, de progressie kan geleidelijk zijn. Uiteindelijk kan er geopereerd worden (laminectomie). De prognose voor operatieve en conservatieve behandeling verschilt niet heel erg.

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen