Logo
Print deze pagina

De klassieke conditionering

 Leren om een gebeurtenis met een andere te associëren

 Conditioneren = link leggen tussen een stimulus en een reactie

 Grondlegger: Pavlov (1849-1936)

 Onvoorwaardelijke stimulus en reactie = reflex

Experiment Pavlov:

Fase 1
Onvoorwaardelijke stimulus(OVS)  onvoorwaardelijke reactie(OVR)

Fase 2

(neutrale stimulus(NS) + onvoorwaardelijke stimulus(OVS))  onvoorwaardelijke reactie(OV)

Fase 3

Voorwaardelijke stimulus(VS)  voorwaardelijke reactie(VR)

HOND Voorbeeld uit eigen leven

Steak  kwijl Buikpijn  ziek
Bel + steak  kwijl Mosselen + buikpijn  ziek
Bel  kwijl Mosselen  ziek

  • Kenmerken van de klassieke conditionering:

 Uitdoven
Bv. wanneer men bij de hond een aantal keren alleen het belletje liet horen
ging de hond minder speeksel en na een tijdje zelfs helemaal geen
speeksel meer afscheiden

 Prikkelgeneralisatie
= het aanleren van een nieuwe voorwaardelijke prikkel gebeurt vlugger
wanneer de voorwaardelijke prikkel dicht aanleunt bij de eerste prikkel.
Bv. de hond zal vlugger reageren bij het horen van een hoge of lage beltoon
dan bij het horen van een saxofoon

 Prikkeldiscriminatie

= het tegenovergestede van prikkelveralgemening.
Bv. zo kan je erin slagen de hond met dezelfde reactie te doen reageren op een
metronoom, de hond watertande uitsluitend bij een bepaalde snelheid van
het tikken van de metronoom, niet bij andere snelheden

Experiment John Watson

Baby Albert

Zelfde principe als Pavlov:

1.OVS (geluid)  OVR (angst)

2.NS (rat) + OVS (geluid)  OVR (angst)

3.VS (rat)  VR (angst)

Klassieke conditionering word vaak gebruikt in de reclame
Bv. een knappe vrouw langs een wagen zetten

Copyright © 2017. All rights reserved.