Logo
Print deze pagina

Differentiële of selectieve conditionering

ongedaan maken generalisatie door te leren anders te reageren op verschillende prikkels (eerst generaliseren maar na verloop van tijd verschil opmerken)

Zodra CS (zoemer) CR uitlokt kan andere neutrale prikkel (licht) voorafgaan aan CS (zoemer) die dan niet meer door voedsel wordt gevolgd. Na enkele malen zal proefdier ook CR vertonen bij aanbieding van licht dat dan als nieuwe CS fungeert: een teken dat de zoemer (fungeert dus in hogere-ordeconditionering als UCS) spoedig zal volgen.

Een prikkel kan inhibitorisch worden door:

  • Geconditioneerde inhibitie: Zoemer steeds gevolgd door voedsel. Na herhalingen ontlokt zoemer CR. Daarna zoemer af en toe samen met lichtsignaal aanbieden zonder dat voedsel volgt. Zoemer wordt excitatorische prikkel (= prikkel die aan-kondigt dat UCS (voedsel) op zal treden). Licht krijgt betekenis die tegengesteld is en wordt inhibitorische prikkel (= prikkel die aankondigt dat UCS (voedsel) zal uitblijven)
  • Differentiële conditionering: Als prikkel wordt gevolgd door UCS terwijl op een andere soortgelijke prikkel nooit de UCS volgt dan wordt deze laatste prikkel inhibitorisch.
  • Achterwaartse conditionering (backward conditioning) Hierbij komt de zoemer na het aanbieden van het voedsel. En onderdrukt de zoemer op een gegeven moment de speekselreactie omdat de zoemer geleidelijk als onaangenaam wordt ervaren (het voedsel verdwijnt) De zoemer wordt dan inhibitorisch.

Moeilijkheid bij inhibitie is onderscheidt te maken tussen actief onderdrukken CR of dat er geen conditionering heeft plaatsgevonden (beide immers geen waarneembare reactie)

UCS toedienen voedsel is appetitieve of aangename prikkel. Verschillende leerprincipes treden ook op als oorspronkelijk neutrale prikkel (CS) wordt gevolgd door aversieve of onaangename UCS (elektrische schok) en leidt tot (CR) geconditioneerde angst.

Uitbreiding onderzoek van appetitieve naar aversieve conditionering is belangrijk:

  1. Geleidt tot ontwikkeling verschillende modellen voor psychopathologie, vooral voor het ontstaan van angststoornissen.
  2. Leverden belangrijke inzichten op naar de aard van CR en UCR en over essentie van conditionering:
  • CR is bijna nooit identiek aan UCR (zoals pavlov dacht namelijk beide speeksel) Bijvoorbeeld dier krijgt schok (UCS) reageert met pijn (UCR). CS (neutraal) is voorbode voor (UCS) en dier reageert met angst (CR) dus CR is heel anders dan UCR. CR eerder voorbereidende reactie op UCS die komt.
  • Observeerbare gedragverandering niet essentie maar veeleer resultaat van kennis over aard van verbanden (associaties) die er bestaan tussen gebeurtenissen. (verbanden leren tussen 2 gebeutenissen)

Meetprocedure bij geconditioneerde suppressie verloopt in drie fasen:

  1. Proefdier leert voedsel krijgen door op hendel te drukken (operante conditionering)
  2. Onderzoeker neemt hendel weg. Dier krijgt zoemer te horen waarop elektrische schok volgt (klassieke conditionering)
  3. Hendel teruggeplaatst. Als dier op hendel drukt krijgt het ook zoemer te horen nu volgt er echter geen elektrische schok. Toch is het gevolg dat drukrespons vrijwel onmiddellijk wordt onderdrukt.

Klassieke conditionering moet dus niet zozeer worden opgevat als verschuiving reflexen maar als verandering in betekenis prikkels (neutrale prikkels worden aangenaam of onaangenaam) Conditionering treedt niet alleen op bij toedienen van prikkels maar ook bij wegnemen of laten uitblijven van prikkels.

UCS:

  • Positief gewaardeerd (voedsel) UCS+
  • Negatief gewaardeerd (elektrische schok) UCS-

Met UCS+ en UCS- 3 verschillende procedures klassieke conditionering uitvoeren:

  • Toedienen (versterken) prikkel, +UCS
  • Wegnemen (verzwakken) prikkel, -UCS
  • Uitblijven prikkel, hoewel wel verwacht, 0UCS

Procedure

Aard van de stimulus

Aard van de stimulus

UCS+

UCS-

Toedienen

(1) +UCS+

(2) +UCS-

Wegnemen

(3) –UCS+

(4) –UCS-

Uitblijven

(5) 0UCS+

(6) 0UCS-

Procedure

Aard van de stimulus

Aard van de stimulus

UCS+

UCS-

Toedienen

Hoop

Vrees

Wegnemen

Teleurstelling (verdriet)

Opluchting

Uitblijven

Frustratie (woede)

Veiligheid

Het schema maakt begrijpelijk waarom prikkels ook een conflictueuze betekenis kunnen krijgen. Dit zal vooral gebeuren wanneer een zelfde prikkel verwijst naar 1, 4 of 6 (positieve valentie) als naar 2, 3, of 5 (negatieve valentie) Er ontstaat conflictsituatie (acute crisis)ook wel experimentele neurose genoemd doordat de omgeving onvoorspelbaar en oncontroleerbaar wordt.

Klassieke conditionering:

  • Pavlov: Klassieke conditionering in fysiologische termen verwoord toch aanzet tot cognitieve visie op klassieke conditionering. Kern van leerproces was het leren van verband (associatie) tussen interne representaties van 2 stimuli, de CS en de UCS
  • Behaviorist Watson, zuivere stimulus-respons visie (S-R- opvatting) het tot stand komen van nieuwe verbinding tussen CS en CR (speculatie over interne processen overbodig) Leren was hetzelfde als verwerven nieuw gedrag, gebaseerd op reacties op (externe) prikkels.
  • Tolman visie, die meer aansloot bij Pavlov maar niet in fysiologische termen verwoord. Cognitieve opvatting klassieke conditionering bestaat uit leren van samenhang tussen 2 prikkels waardoor de CS na verloop van tijd interne representatie oproept van UCS. (S-S-opvatting) gedrag wordt vertoond met als doel een bepaald resultaat te bereiken.

Voorwaarden voor conditionering: contiguiteit versus contingentie:

  • Temporele contiguïteit (tussen CS UCS), beide prikkels komen in de tijd samen voor.
  • Perfecte contingentie (logische samenhang) tussen beide prikkels; toedienen van UCS is volledig afhankelijk van de voorafgaande aanbieding van de CS. Deze logische samenhang verdwijnt als UCS tussendoor ook wordt toegediend zonder CS.

Verassingskarakter: Alleen als CS samenvalt met een verassende gebeurtenis, zal hij een nieuwe (geconditioneerde) betekenis krijgen. (kern van de Rescorla-Wagner theorie)

Blokkeringseffect (competitie prikkels competition effect):

  • Toon (CS) herhaalde malen gevolgd door elektrische schok (UCS) Na enkele keren lokt toon geconditioneerde angst uit.
  • Toon samen met lichtprikkel aangeboden. Op beide prikkels volgt dezelfde schok. Dus beide perfecte voorspeller voor het optreden van aversieve UCS.
  • Licht aangeboden zonder toon. Geconditioneerde angst treed niet op. Voorafgaande conditionering van toon heeft blokkerend effect op conditionering van licht. (lijkt qua procedure op hogere-ordeconditionering)

De bevindingen passen in de verassings hypothese.

Interne representatie UCS bestaat waarschijnlijk uit complexe geheugenstructuur, waarin verschillende kenmerken van een prikkel liggen opgeslagen:

  • Stimuluskarakteristieken van UCS (kleur, vorm en geur)
  • Responskarakteristieken: geheel lichamelijke (autonome en willekeurige) reacties die in het verleden optraden bij confrontatie UCS.

Controverse S-R en S-S opvatting, klassieke conditionering krijgt vanuit representatieopvatting andere betekenis. Niet meer tegenstelling tussen behavioristische en cognitieve visie, maar de vraag onder welke voorwaarden de CS representatie selectedert van: (1) Stimuluskenmerken UCS (2) Responskenmerken (3) Beide, stimuluskenmerken en responsenmerken.

Is het mogelijk aangeleerde emotionele reacties uit te doven:

  • Uitdoving (herhaald aanbieden CS zonder UCS)
  • Prikkeling erogene zone en constructieve activiteiten gevreesde object
  • Contraconditionering (opheffen voorwaardelijke angstreactie (CR) door stimulus (CS) die angst opwekt aan te bieden met een andere stimulus (UCS) die antagonistische reactie oproept (reactie die onverenigbaar is met de angstreactie)

Copyright © 2017. All rights reserved.