Filosofische vernieuwingen
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 584 keer
1) abstracte concepten -> het zoeken naar het gemeenschappelijke van wat goed is.
2) Eerste psychotherapie -> De methode van Socrates was de elenchus, dialoog als vroedkunde. Hij geloofde dat ieder individu morele waarheid bezit, maar vaak onwetend. Door gesprekken, discussies te voeren met hen, probeerde hij deze morele waarheid tevoorschijn te halen. Vandaar dialoog als vroedkunde. Verkeerd aangeleerde gedachten probeerde hij via gesprek bloot te leggen.
3) bewustzijn -> nodig om van echte of ware kennis te kunnen spreken. Kennis moest je kunnen verantwoorden en echte kennis was verantwoordbare kennis. Deze gedachte over echte kennis werd later ook overgenomen door Plato en daarna ook door de Westerse filosofie. Zij zetten zich af van twee andere vormen van menselijke ideeën. De eersten zijn de dogmatische religies (ratio vs. openbaring). De tweeden zijn het boeddhisme en de romantiek, waarbij intuïtie (gevoelens) boven de ratio staan.
4) de menselijke motivatie. Iedereen is volgens hem een gelukszoeker. Hij stelde dat er een sterke band bestaat tussen deugd en eudaemonia (geluk). Dit is een stelling i.t.t. het christendom, want het christendom legt geen link tussen deugd en geluk. Daarnaast meldt Socrates dat kwaad doen een gevolg is van onwetendheid. Het christendom en Plato (zijn leerling) waren het hiermee eens.