Spatiaal redeneren
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 1171 keer
Cognitieve kaarten = mentale voorstellingen van bekende plaatsen van grotere omvang (bv. de buurt, school, ...)
-> wanneer kinderen zo’n kaart tekenen, vereist dit het grijpen van een perspectief. En omdat zo’n gehele plaats vaak niet ineens kan gezien worden, moeten kinderen deze gehele layout infereren door zijn aparte delen met elkaar te verbinden.
Jonge kinderen plaatsen vooral oriëntatiepunten (‘landmarks’) op de kaart die zij tekenen. Ze doen het beter wanneer hen gevraagd wordt om met stickers aan te duiden waar bijvoorbeeld het bureau staat in een kaart van hun klas.
Maar wanneer de map gedraaid wordt, hebben ze problemen.
Rond de leeftijd van 8 tot 10 jaar zijn de kaarten beter georganiseerd en staan de oriëntatiepunten langs een georganiseerde reisroute.
Op hetzelfde moment zijn kinderen beter in staat om een duidelijk, welgeorganiseerde instructies te geven om van een bepaalde plaats naar een andere te gaan door het gebruik van een “mental walk”strategie, d.w.z. de bewegingen van een andere persoon voor te stellen volgens een route.
Er zijn ook verschillen tussen culturen:
ð Niet westerse landen:
- Mensen gebruiken zelden kaarten om hun weg te vinden maar baseren zich op informatie van hun buren bv.
- Rijden minder vaak in auto’s
- Wandelen vaker
- resulteert in intieme buurkennis
- Wanneer aan deze kinderen gevraagd wordt om een kaart te tekenen van hun buurt, dan tekenen ze veel oriëntatiepunten en aspecten van het sociale leven, zoals mensen op een fiets
ð Westerse landen:
- Gebruiken vaak kaarten
- Rijden vaak in auto’s
- Wanneer aan deze kinderen gevraagd wordt om een kaart te tekenen van hun buurt, dan tekenen ze een meer formeel, uitgebreide plaats en worden hoofdstraten aangeduid en aanwijzingen (‘key directions’), maar weinig oriëntatiepunten.