het Vlaamse mestdecreet
1 Totstandkoming en doelstellingen
Het uitgangspunt van het Vlaamse mestbeleid komt van de Europese nitraatrichtlijn.
- Waterverontreiniging door nitraten en fosfaten uit agrarische bronnen verminderen en verdere verontreiniging voorkomen.
De verontreiniging leidt tot:
- Eutrofiëring van waterlopen en rivieren
- Waardoor overmatige algengroei
- Dit belet voldoende licht in het water
- Dit verstoort het bacteriële evenwicht
Het Vlaamse mestdecreet is afgevaardigt door de Vlaamse landmaatschappij, afdeling mestbank.
De doelstellingen zijn:
- Overmatige mestuitspreiding voorkomen
- Lozen en dumpen verminderen
- Ecologische afzet verhogen
Voor de waterkwaliteit moet de verontreiniging in het wateroppervlak onder de 50mg
NO3/l blijven.
2 Afbakening van kwetsbare gebieden
Heel Vlaanderen is kwetsbaar gebied water. Er is dus risico op eutrofiëring. De normen worden ook op vele plaatsen overschreden.
Er bestaan ook te veel kwetsbare zones natuur en fosfaat. Daarom moeten deze opnieuw afgebakend worden.
Er worden ook jaarlijks VHA-zones of Vlaamse Hydrografische Atlas als risicogebieden aangeduidt.
3 Instelling van de nitraatresiduwaarde
De nitraatresiduwaarde werd gezet op 90kg NO3/ha. De richtwaarde is echter 45 kg/ha
Een te grote overschreiding wordt dan ook beboet.
Er zijn ook verplichtingen tot:
- Teelt- en bemestingsplan
- Behouden van een bemestingsregister
4 Bemesting beperkt door oplegging bemestingsnormen
4.1.1 Bemestingsnormen kwetsbaar gebied ‘water’ en aanvullingen
Land en tuin-bouwers kunnen kiezen tussen 2 systemen om de maximale stikstofbemesting te berekenen:
- Syteem totale stikstof
- Systeem werkzame stikstof
o De hoeveelheid stikstof die het eerste jaar nuttig gebruikt kan worden door het gewas
Hun keuze moet worden opgegeven in hun aangifte.
Voor tuinbouwteelten en graszodenteelten mag het totale niet volledig gevuld worden door kunstmest. En voor een opeenvolging van min 2 tuinbouwteelten is de norm N uit kunstmest 345kg N/ha per jaar. En 50kg P2O5.
Het toedienen van fosfaat uit kunstmest is niet langer verboden.
Op percelen met een te laag C gehalte mag men 10 ton GFT-compost/ha of 15 ton groencompost/ha. Zolang ze het vorige jaar de waarde van 90kg NO3 niet hebben overstegen.
De Vlaamse regering kan normafwijkingen toestaan als er slechts een deel van het totale
N vrijkomt .
Opslag in agrarisch gebied van dierlijke mest:
- Tijdelijke opslag onder 3 maanden heeft geen vergunning nodig
- Afstand tot de perceelgrrens en oppervlaktewater min 10m.
- Afstand tot woningen van derden min 100m
- Mestsappen mogen niet afvloeien.
In kwetsbare zones fosfaat is de bemesting beperkt to 40kg.
In kwetsbare zones natuur is er een bemestingsverbod.
4.2 Specifieke afwijkingen op de bemestingsnnormen
Onder strikte voorwaarden mag er meer dierlijke mest worden toegestaan, dit is derogatie. De bemestingsnorm voor fosfaat en de totale bemestingsnorm voor stikstof blijven wel ongewijzigd.
Derogatie kan enkel aangevraagd worden voor derogatiegewassen:
- Grasland
- Grasmaïs
- Wintertarwe
- Suikerbieten
- Voederbieten
Bij de derogatievoorwaarden zijn er afspraken omtrent:
- Aanvraag
- Grondbewerking
- Bemestingspraktijken
- Graslandbeheer
- Bodemstaalnames
- Bijhouden van bemestingsplan en register
Een landbouwer kan ook eenberheersovereenkomst water afsluiten voor 5 jaar. Hij engageert zich dan om op de gemelde percelen minder mest op de brengen dan toegelaten. Dit moet bijgehouden worden in een bemestingsregister en ze krijgen er een vergoeding voor.
In de zone natuur kan er voor potentieel belangrijke graslanden ook een beheersovereenkomst 100kg N uit kunstmest.
5 Beheer openbaar groen: bemestingsnormen en beperking bemestingswijzen
Bij de bemesting van aanplantingen langs wegen of bosaanplantingen mogen opgebracht worden:
- Stalmest
- Champost
- Bewerkte dierlijke mest
Andere meststoffen waarin stikstof voorkomt in dusdanige vorm dat slechts een beperkt deel vrijkomt in het jaar van de oprbrenging.
Dit geldt ook bij de aanleg en onderhoud van tuinen, parken en plantsoenen. De normen bedragen:
- 80 kg P2O5/ha
- 170kg N/ha
6 Verplichte mestoplagcapaciteit
Ten laatste eind 2011 moest elk bedrijf een opslagcapaciteit voor dierlijke mest hebben:
- Voor min 9 maanden als dieren op stal staan
- Voor min 6 maanden als dieren buitenloop hebben
- Voor min 3 maanden voor stalmest
7 Bemesting beperkt door uitrijbepaling
Het uitrijden van meststoffen op landbouwgronden is verboden vanaf 1 september tot en met 15 februari. Het is ook verboden op alle zon- en feestdagen en voor zonsopgang en na zonsondergang.
Aan de noordzeekust geldt dit verbod ook op zaterdag.
Voor stalmest en champost (champignonnenmest) is er slechts een verbod van 15/11 tot 15/01.
Afwijkingen zijn mogelijk indien de teelt een belangrijke stikstofopname nodig heeft in de gebodsperiode.
8 Bemesting is emissiearm en beperkt nitraatverliezen
Er zijn andere mogelijkheden van bemesting waardoor de meststoffen minder afspoelen:Mestinjectie
o De mest wordt dieper in de bodem gebracht waardoor de uitspoeling geringer is.
o De mest wordt 12 tot 18cm diep gebracht via een ganzenvoet aan de injectietand. Het wordt in sleuven in de grond gebracht waarna de sleuven worden dichtgerold.
o Deze techniek is goed voor zandgrasland maar niet voor zwaardere gronden omdat er dan zodebeschadiging is.
- Zode-injectie o De mest wordt van 5 tot 10cm diep gebracht
o Het wordt in de graszode zelf gebracht.
- Sleufkouter o Het gras wordt opgelicht en zo de bodem ongesneden. De mest wordt dan in deze sleuven in de grond gebracht.
o De onderlinge afstand tussen de sleuven bedraagt 20cm.
- Sleepslangtechniek
o De sleepslangmachine is een systeem met slangen die de mest in strokenop het gras leggen.
o De onderlinge afstand tussen de slangen bedraagt 30cm.
o Na het uitspreiden wordt de mest door de grond bedekt.
- Op hellingen vanaf 8% zijn er specifieke aanwijzingen voor de bemesting en vanaf 18% is het bemesten geheel verboden. Uitgezonder de uitscheiding door beweiding.
- Op ondergelopen, drassig, bevroren of besneeuwd land is het ook verboden.
- Het is ook verboden tot 5m landinwaarts vanaf de bovenste rand van een waterloop.
9 Verplichte jaarlijkse mestbankaangifte
9.1 Voor wie?
Elke uitbater van een land- of tuinbouw bedrijf ongeacht het hoofd- of bijberoep.
- Met een productie aan dierlijke mest van min 300kg P2O5/jaar
- Met een gebruik van min 2ha landbouwgrond
- Waarbij een oppervlakte groeimedium bewerkt wordt van min 50a
Zelfs zonder inkomsten kan iemand aangifteplichtig zijn.
Andere aangifteplichtigen zijn:
- Uitbaters van mestverzamelpunten
- Producenten of verdelers van andere meststoffen
- Uitbaters van een verwerkingseenheid
- Erkende mestvoerders
- Invoerders of verkopers van diervoeders
- Later of niet indienen kost 25-1860 € + gevangenisstraf
9.1.1 Registers: basis van aangifte
Het is verplicht registers bij te houden over:
- Veestapel
- Grondgebruik
- Mestaan- en afvoer
- Mestproductie
- Mestgebruik
10 Mestproductierecht of nutriëntemissierechten dieren
Om het mestoverschot te bestrijden werden nutriëntenhaltes ingevoerd of NER-D’s.
- NER-Dr: runderen
- NER-Dv: varkens
- NER-Dp: pluimvee
- NER-Da: andere
Een productie kleinere dan 300kg P205 behoeft geen NERD/
Praktisch moeten landbouwers ervoor zorgen dat hun veestapel niet meer mest produceert dan toegeknt volgens zijn NER’s.
Bij een bedrijfsuitbreiding kan hij NER’s bijkopen, dit kan niet door een andere diersoort in te vullen.
Een alternatief is bijkomende NER’s ontvangen, die niet verder overdraagbaar zijn, hieraan zijn ook voorwaarden verbonden.
11 Milieuvergunningen
Dit systeem is de laatste jaren fel onderhevig aan verandering. Er was een tijd totaal geen vergunningsverlening tenzij voor kinderboerderijen, scholen en maneges.