Psychosocial Development in Adolescence
- Gepubliceerd in Sociologie
- Lees 1404 keer
The Search for Identity
Identiteit wordt volgens Erikson gedefinieerd als een coherent beeld van het zelf wat bestaat uit doelen, vaardigheden, waarden en ideeën.
In de adolescentie breekt het identiteit vs verwarring over de identiteit stadium aan. Identiteit vormen bestaat uit drie grote stappen: het kiezen van een beroepstak, het aannemen van bepaalde waarden en een stabiele seksuele identiteit creëren. Als de identiteitscrisis overwonnen wordt ontwikkeld men trouw. Het is belangrijk betrouwbaar te worden voor anderen. Rolverwarring kan tot een late intrede van psychologische volwassenheid leiden. Mannen ontwikkelen intimiteit uit het vormen van een identiteit terwijl het bij vrouwen juist andersom is.
Marcia maakt gebruik van vier statussen van ego ontwikkeling. Ieder stadium bevat een bepaalde mate van crisis en toewijding, waarin crisis staat voor continue beslissingen maken en toewijding voor investering in een persoonlijke ideologie.
Het eerste stadium is identity achievement. Dit is een crisisperiode gevolgd door toewijding. De keuze is gemaakt en de crisis overwonnen. Deze mensen plegen het meest volwassen te zijn van alle stadia. Bij foreclosue is ook sprake van toewijding, maar hier is de beslissing in feite genomen zonder een keuze te maken en volgt men eigenlijk het plan van een ander. Moratorium is crisis zonder toewijding en men maakt zich ook zorgen over deze crisis. Vaak is dit een voorstadium van identity achievement. Bij identity diffusion is er noch sprake van crisis noch van toewijding. Mensen in deze categorie zijn vaak ongelukkig en eenzaam. De meeste mensen gaan door meerdere stadia en komen meestal bij identity achievement uit. Mannen halen hun identiteit vaak uit persoonlijke doelen, terwijl vrouwen dit vaak halen uit het ontwikkelen van relaties en verantwoordelijkheden. Hier zijn de zelfwaarden van de beide geslacht ook op gebaseerd. Waar zelfwaarde op gebaseerd is, is ook afhankelijk van de cultuur waartoe iemand behoort. Sexuality
Bij seksuele oriëntatie probeert een persoon uit te zoeken of deze hetero, homo of bi is. Eenmalige seksuele ervaringen met hetzelfde geslacht hoeven niet te betekenen dat iemand homoseksueel is. Waarschijnlijk is er een genetische basis voor homoseksualiteit, maar ook hier spelen omgevingsfactoren weer een rol. Met name jongens die veel vrouwelijke interesses hebben, neigen homofiel te worden. Bij mannen wordt de voorkeur voor hetero of homo bepaald door seksuele opwinding. Bij vrouwen ligt dit waarschijnlijk iets anders. Het blijkt dat mannelijke feromonen bij homo’s de hypothalamus selectedert.
Vanwege de sociale complicaties en de geringe kansen op een partner die het met zich mee kan brengen hebben homoseksuelen vaak verwarring over hun identiteit. Een model van de ontwikkeling van homoseksuele gevoelens is als volgt: bewustwording, seksueel gedrag, identificatie als homo of lesbisch, uit de kast komen en tot slot romantische relaties met anderen van hetzelfde geslacht. Acceptatie van homoseksuelen verschilt natuurlijk sterk per cultuur.
De leeftijd waarop men voor het eerst seks heeft neemt gestaag af. Jongens hadden op eerdere leeftijd eerst meer ervaring dan meisjes, maar deze aantallen lopen nu gelijk. Seksueel actief worden gaat natuurlijk gepaard met tal van risico’s die voor zich spreken.
Relationships with Family, Peers, and Adult Society
De meest zelfverzekerde pubers onderhouden goede contacten met hun ouders en kunnen zich tot hun richten in tijden van nood, terwijl de ouders ook het streven naar onafhankelijkheid ondersteunen. Rebellie in de adolescentie blijkt grotendeels een mythe te zijn. Slechts 20% voldoet aan het profiel van emotionele onrust, conflict met familieleden, vervreemding van volwassenen en roekeloos gedrag. De meeste tieners hebben een goede band met hun ouders en denken positief over ze. De goedkeuring van ouders wordt doorgaans gewaardeerd. Veel tieners passen zich geleidelijk en zonder problemen aan de puberteit aan. Zij die dit niet doen, komen meestal uit probleemgezinnen. Het is wel zo dat de adolescentie een periode is waarin het meest conflict tussen ouders en kinderen plaatsvindt.
Naarmate de puberteit vordert, brengen tieners steeds minder tijd door met familieleden en meer met leeftijdgenoten. Dit betekent niet dat men de familie af probeert te stoten. Hoe tieners hun tijd besteden verandert ook. Er wordt met name rondgehangen met leeftijdsgenoten, in toenemende mate met die van het andere geslacht. Dit gebeurt met name als ze veel vrije tijd hebben. Tieners die hard studeren hebben meestal geen puf meer voor dit soort zaken en doen liever niets. In sommige culturen blijft de familieband hechter tijdens de puberteit of wordt deze juist sterker.
Tussen ouders en pubers treden ook conflicten op. Meestal gaat dit over alledaagse dingetjes, die niet echt van belang zijn. Met name vroeg in de puberteit ontstaat conflict. De mate van conflict wordt bepaald door de persoonlijkheid van de puber en de behandeling van de ouders. Halverwege de adolescentie zijn de conflicten het hevigst om daarna weer af te zwakken. Adolescenten die tot laat thuis blijven wonen hebben slechter contact met hun ouders. Het spreekt voor zich dat de autoratieve opvoedstijl weer het beste is. Er is gebleken dat er geen verschil in gedrag en prestatie bestaat tussen tieners opgegroeid in een eenouder of een tweeouder gezin. Wat wel invloed heeft, is een scheiding in de puberteit en gaat gepaard met slechtere prestaties en gedragsproblemen. Als ouders beide werken, gaat het erom hoeveel tijd ze nog met hun kinderen spenderen. Als ze geen puf meer hebben of depressief worden leidt dit tot minder aandacht waardoor het kind het slechte pad op kan geraken. Dit gebeurt met name in gezinnen met maar een ouder of weinig geld. Sociaal kapitaal is hier dus belangrijk.
Relaties met broers en zussen worden oppervlakkiger in de puberteit. De ouderen oefenen minder controle uit en de jongeren hebben minder supervisie nodig. De posities worden min of meer gelijk getrokken. De oudere ziet een jonger broertje/zusje vaak als irritatie terwijl de jongere tegen de oudere opkijkt. Als de puberteit begint neemt ook de interactie met leeftijdgenoten toe. Deze was tot nu toe met name dyadic, oftewel een een-op-een contact. Aantrekking tot leeftijdsgenoten leidt pas tot problemen als iemand zijn identiteit opgeeft of regels en wetten gaat overtreden. Cliques, groepen vrienden die samen dingen doen, worden belangrijk. Crowds vormen zich later uit meerdere cliques en zijn gebaseerd op kenmerken die iedere clique heeft, zoals etnische achtergrond of interesses.
Vriendschappen in de puberteit worden hechter en men vertrouwd elkaar meer toe. Dit komt door de toenemende cognitieve ontwikkeling en het vermogen zich in een ander te verplaatsen. Intimiteit met vrienden van hetzelfde geslacht neemt toe tot halverwege de adolescentie om dan vervangen te worden door intimiteit met het andere geslacht. Vrienden hebben een sterke invloed op elkaar. Ze presteren op
school vaak hetzelfde en vertonen hetzelfde risicovolle gedrag. Cliques vormen zich uit groepen vrienden. Iemand kan lid zijn van meerdere cliques of wel vrienden hebben, maar niet tot een clique behoren (isolates). Liaisons hebben connecties met meerdere cliques en kunnen deze met elkaar in verbinding brengen. Cliques worden gevormd door mensen met dezelfde status.
Banden met cliques en crowds worden losser naarmate de adolescentie vordert. Liefdesrelaties helpen intimiteit en identiteit te ontwikkelen en gaan gepaard met zowel sterk positieve als sterk negatieve gevoelens. Toewijding en passie zijn belangrijke ingrediënten. In het begin wordt nog nagedacht over hoe liefdesrelaties de status in de groep aan kunnen tasten. Pas laat in de adolescentie leveren deze relaties emotionele behoeften en dan alleen in lange termijn relaties. Het type relatie is vaak afhankelijk van attachement stijl met de ouders.
Antisociaal en crimineel gedrag vertonen vind zijn oorsprong al op vroege leeftijd. Invloeden vanuit al Bronferbrenners systemen spelen een rol. Ouders zijn verantwoordelijk i.v.m. de reacties die ze dienen te geven op de emotionele behoeften van het kind. Goed gedrag wordt niet beloond en slecht gedrag afgestraft. Het kiezen van antisociale leeftijdgenoten als vrienden wordt veroorzaakt door omgevingsfactoren. Als deze vrienden dezelfde ellende doorgemaakt hebben, identificeert men zich hier sneller mee. Vervolgens jutten ze elkaar alleen maar op. Autoratief ouderschap kan ervoor zorgen dat het kind bestand is tegen negatieve invloeden van leeftijdsgenoten. Met name in armere families komt antisociaal gedrag voor, maar dit kan teniet gedaan worden door collectieve efficacy, sterke sociale relaties met mensen uit de buurt die elkaars kinderen in de gaten houden.
Iedere tiener maakt zich wel eens schuldig aan criminele activiteiten, maar dit komt meestal wel goed. Het wordt in stand gehouden als iemand geen andere positieve alternatieven voor criminaliteit ziet en vroeg blootgesteld is aan antisociaal gedrag. Het belangrijkste om antisociaal gedrag te bestrijden is preventie. Dit dient al vroeg plaats te vinden door ouders goed om te leren gaan met hun kinderen en sociale steun te bieden. Ook is naschoolse opvang voor kinderen belangrijk. Risicogevallen dienen uiteraard eerst geïdentificeerd te worden.