Menu

Psychosocial Development in Early Childhood

The Developing Self Het zelfconcept is het beeld dat mensen van zichzelf hebben. Zelfdefinitie is het beschrijven van eigenschappen van het zelf. Kinderen rond 4 jaar beschrijven zichzelf over het algemeen in concrete observeerbare eigenschappen. Wat ze van zichzelf denken is nauwelijks te scheiden van wat ze doen en ze denken onrealistisch positief. Ze maken gebruik van single representations: beschrijven van het zelf in ongerelateerde en alles of niet termen. Ze snappen niet dat het real self wat anders is dan het ideal self. De tweede stap is het aanmeten van representational mapping: het kind maakt logische verbindingen tussen bepaalde aspecten van het zelf, maar ziet deze nog steeds in termen van alles of niets. De derde stap is het vormen van representational systems. Kinderen zijn nu in staat te erkennen dat ze goed zijn in het ene, maar slecht in het andere. Cultuur is van invloed op hoe kinderen naar zichzelf kijken. Tot het achtste jaar uiten kinderen niet echt een concept van zelfwaarde, maar hebben ze dit al wel. Voor de 5-7 shift is de zelfwaarde van kinderen niet echt reëel. Ze accepteren de feedback van volwassenen, die vaak niet kritisch is. Wel kunnen ze zeggen hoe goed ze zijn in bepaalde dingen. De zelfwaarde gaat ook via het alles of niets principe.

Als de zelfwaarde hoog is, is een kind gemotiveerd om dingen te bereiken. Als zelfwaarde onzeker is bij succes, kunnen kinderen falen of kritiek zien als kritiek op hun persoonlijkheid waardoor ze minder presteren. Hierdoor kunnen ze zich gaan schamen en zijn ze niet geneigd de taak nog eens te proberen. Kinderen met hoge zelfwaarde wijten hun falen juist aan omgevingsfactoren. De manier van opvoeden speelt hier een rol bij.

Begrijpen en reguleren van emoties draagt bij tot de sociale competentie van kinderen. Ze helpen om gedrag te leiden en te praten over gevoelens. Er is een relatie tussen de security of attachment en het begrijpen van andermans negatieve emoties. Preschoolers kunnen praten over emoties en begrijpen dat ze in relatie staan tot ervaringen, maar ze hebben wel moeite met tegenstrijdige emoties. Het ontstaan van trots en schaamte is rond het 8ste jaar voltooid. Jongere kinderen zijn niet goed in staat te begrijpen dat iemand twee emoties tegelijk kan hebben. Het helpt om het binnen het gezin te hebben over waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen.

Hierbij komen kinderen in het derde stadium van Erikson: initiatief vs schuld. Hierbij wegen kinderen het verlangen om doelen na te streven af tegen de moraliteit van hun handelingen. Als deze ontwikkeling goed gaat, zijn ze in staat doelen te stellen.

Gender

Het ontwikkelen van een genderidentiteit is onderdeel van het ontwikkelende zelfconcept. Tot het derde jaar zijn jongens en meisjes vrijwel gelijk. Daarna worden jongens iets agressiever, met name rond het vierde jaar, terwijl probleemgedrag bij meisjes juist verdwijnt. Intelligentie verschilt niet. Meisjes zijn wel beter in verbale taken, rekenen en gebruik van fijne motorische vaardigheden, maar daar staat tegenover dat jongens weer beter zijn in abstract denken en redeneren.

Gender identiteit wordt gevormd met behulp van gender rollen: gedrag, vaardigheden en interesses die bij een bepaald geslacht passen. Genderrollen kunnen in de loop van de tijd veranderen. Gender typering is het proces waarbij kinderen een gender rol verkrijgen. Hierin is veel variatie. Gender stereotypen zijn generalisaties over mannelijk en vrouwelijk gedrag. Veel preschoolers wijten positieve eigenschappen aan hun eigen geslacht en negatieve aan het andere geslacht. Genderontwikkeling is waarschijnlijk een mix van nature en nurture.

Biologische factoren spelen een rol bij gendervorming. Hormonen als testosteron en serotonine zijn in staat het gedrag en de voorkeur sterk te beïnvloeden. Jongens hebben iets meer hersenmassa rond de leeftijd van 5 jaar, maar bij meisjes is het corpus callosum weer beter ontwikkelt, wat de betere taalvaardigheid kan verklaren. Het genetische geslacht bepaald wel degelijk of iemand als jongen of meisje opgroeit. Als een kind dat genetisch jongen is als meisje wordt opgevoed, is de kans groot dat deze zich later toch nog man voelt.

Ook psychoanalytische factoren spelen een rol. Volgens Freud treedt op den duur identificatie op, het proces waarbij karakteristieken, beliefs, houdingen en waarden van de ouder met hetzelfde geslacht verkregen worden. Dit treedt op als het kind de ouder van het andere geslacht niet meer probeert te bezitten.

Volgens de cognitieve benadering zijn kinderen altijd op zoek naar gender cues in hun omgeving. Op een gegeven moment realiseren ze zich tot welk geslacht ze behoren en nemen gewoonten aan die hier bij horen. Het verkrijgen van een genderrol berust op gender constancy: het bewust worden van dat iemand altijd man of vrouw blijft. Gender constancy ontwikkelt zich in drie stadia: eerst komt gender identiteit, dan gender stabiliteit (gender blijft hetzelfde naarmate de leeftijd vordert) en als laatste gender consistency (man blijft man ondanks dat ie een jurk draagt). Al veel eerder blijkt dat kinderen voorkeur hebben voor bepaald gender gedrag en dat ze weten wat mannen en vrouwen doen.

Een tweede theorie is de gender-schema theorie. Deze theorie stelt dat kinderen al op zuigelingenleeftijd schema’s ontwikkelen voor mannen en vrouwen aan de hand van wat ze in hun omgeving waarnemen. Aan de hand hiervan passen kinderen hun gedrag aan. Waarschijnlijk berusten genderstereotypen op deze gender schema’s. Genderstereotypering is een ontwikkeling die eerst stijgt, maar daarna daalt, naarmate men doorheeft dat jongens ook best meisjesdingen kunnen doen en andersom. In het stadium van stereotypering negeren kinderen informatie die niet strookt met het stereotype. Ook accepteren ze heel snel genderlabels voor voorwerpen en handelingen. Dit gebeurt rond de leeftijd van 5-6 jaar en zwakt af rond 7- 8 jaar.

Volgens de sociaal cognitieve theorie leren kinderen genderrollen door socialisatie, het volgen van een rolmodel, zoals een van de ouders. De vorming van de genderrol wordt dan versterkt door complimenten vanuit de omgeving. Ervaringen binnen de familie versterken vaak gendertypische voorkeuren. De rol van de vader speelt met name een rol. Doet ie vele huishoudelijke klusjes dan zijn zijn kinderen minder bewust van genderrollen. Broertjes en zusjes hebben ook invloed op elkaars genderrollen. Buiten de familiesetting hebben kinderen ook invloed op elkaar. Vaak versterken de invloed vanuit de familie en vanuit de omgeving elkaar, wat genderrollen betreft. Cultuur heeft ook een sterke invloed. Met name televisie is belangrijk geworden aangezien kinderen vaak de rolmodellen volgen die hierop afgebeeld worden.

Play: The Business of Early Childhood

Spelen wordt gekarakteriseerd door wat kinderen spelen en of ze alleen of met anderen spelen. Er zijn verschillende cognitieve niveaus van spelen. De simpelste vorm is functioneel spelen, wat inhoudt dat kinderen telkens bepaalde bewegingen herhalen. Daarna komt constructief spelen, waarbij kinderen bouwwerken maken of gaan tekenen. Het derde niveau is doen alsof spelen wat gepaard gaat met ontwikkeling van taal en voorstellingsvermogen. Dit wordt minder als het vierde niveau bereikt wordt: formeel spelen met regels. Doen alsof behelst cognitie, emotie en taal en kan dus helpen deze gebieden goed te ontwikkelen. Veel tv kijken zorgt dat kinderen minder aan doen alsof doen.

Volgens Parten zijn er zes vormen van sociaal spelen:

Onbezet gedrag: het kind speelt niet, maar bekijkt iets wat het interesseert.

Toeschouwergedrag: het kind kijkt naar andere kinderen die spelen, stelt hierbij vragen en doet suggesties, maar speelt zelf niet mee.

Alleen spelen: het kind speelt alleen, met ander speelgoed dan omringende kinderen en maakt geen aanstalten met hun mee te doen.

Parallel spelen: het kind speelt naast andere kinderen met dezelfde voorwerpen, maar doet niet mee of probeert het spelen van anderen te beïnvloeden. Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

Geassocieerd spelen: het kind speelt met anderen en praat hier ook over. Ieder kind doet wat het wil en is meer geïnteresseerd met anderen te spelen dan in de activiteit zelf.

Cooperatief/ georganiseerd spelen: spelen in een groep terwijl naar een doel toegewerkt wordt. Een of twee kinderen beslissen de regels.

Alle stadia blijken op veel verschillende leeftijden voor te komen. Alleen spelen hoeft geen sociaal probleem te zijn. Kinderen kunnen dit nou eenmaal prefereren. Spel dat wel meer sociaal wordt naarmate de leeftijd vordert is doen alsof.

Veel kinderen hebben denkbeeldige vriendjes. Het komt met name voor bij kinderen die enig kind zijn en bij meisjes meer dan bij jongens. Deze kinderen zijn in staat fantasie van realiteit te onderscheiden en spelen vaker alsof. Ook zijn ze makkelijker in de omgang met andere kinderen en volwassenen. Ze zijn beter in taal, volhardender en nieuwsgieriger. Het denkbeeldige vriendje kan vele jaren aanhouden. Vaak is de relatie met de denkbeeldige persoon positief. Deze kan ook dienen als zondebok, zogenaamd wensen vervullen, voor het uitspreken van angsten of steun in lastige situaties. Cultuur en geslacht hebben beide invloed op hoe en met wie kinderen spelen. Als jongens en meisjes samen spelen, is dit meestal met jongensspeelgoed. Cultuur heeft invloed door de verschillende speelsituaties die de verschillende culturen creëren voor kinderen.

Parenting

Discipline wijst op methoden om het karakter vorm te geven en het kind zelfcontrole en acceptabel gedrag bij te brengen. Er zijn verschillende opvoedmethoden waarvan versterking en straf er een is. Externe versterking van gedrag werkt positief omdat het uiteindelijk leidt tot interne versterking (het kind krijgt plezier in het gedrag). Straffen van negatieve handelingen werkt vaak averechts. Corporaal straffen is het kind straffen door het pijn te laten voelen, maar niet om schade toe te brengen. Dit is geen goede manier van opvoeden. Kinderen die zo gestraft worden hebben moeite met het interpreteren van andermans intenties en detecteren vijandigheid waar deze helemaal niet aanwezig is. Later is de kans groot dat deze kinderen zelf agressief worden. Ook kunnen kinderen bang worden voor hun ouders en deze vermijden. Over het algemeen kan men onderscheid maken tussen de opvoedstijlen power assertion, inductie en love withdrawal. Het spreekt voor zich dat inductie het best werkt en power assertion het slechtst. Meestal maken ouders gebruik van meerdere methoden. Meestal inductie, maar als het helemaal de verkeerde kant op gaat power assertion.

Ouders kunnen op drie manieren opvoeden volgens Baumrind. Autoritaire ouders houden de teugels strak bij hun kinderen waardoor teruggetrokken en vertrouwenloze kinderen ontstaan. Permissieve ouders laten juist veel te veel toe wat leidt tot onvolwassen en onnieuwsgierige kinderen. Autoratieve ouders laten veel toe, maar stellen wel grenzen en respecteren beslissingen van kinderen. Dit is de beste manier voor opvoeden. De verwachtingen voor kinderen zijn realistisch en zij weten dit ook. Als een kind hulp nodig heeft is deze altijd aanwezig. Ze kennen de bevrediging van het hebben van verantwoordelijkheid en het behalen van succes.

Per cultuur verschillen de opvoedstijlen erg en ook de waarde die aan deze stijlen toegekend worden. Ook zijn er binnen de stijlen verschillen tussen culturen. Altruïsme is het begin van prosociaal gedrag, vrijwillig gedrag om anderen te helpen. Kinderen vertonen dit soort gedrag al voor het tweede jaar. Er blijkt een prosociale persoonlijkheid te bestaan. Dit kan onderdeel zijn van het temperament of genetisch aangezien inhibitory control nodig is. Ook zijn de ouders van prosociale kinderen vaak prosociaal en leren het kind via allerlei media prosociaal te reageren. De waarde die men aan prosociaal gedrag hecht verschilt tevens per cultuur.

De eerste vorm van agressie die kinderen toepassen is instrumentele agressie: agressie die dient om een bepaald voorwerp te bemachtigen, niet voor het pijn doen van anderen. Tijdens sociaal spelen komt het het meest voor en is volkomen normaal. Kinderen die veel ruziën zijn alleen maar sociaal bezig in feite. Agressie zit echter wel in de persoonlijkheid. Rond de leeftijd van 6 jaar wordt deze vorm van agressie minder en leren ze met woorden ruzie te maken. Vijandige agressie, agressie die gericht is op het schaden van anderen, neemt wel toe. Jongens tonen meer openlijke agressie, terwijl meisjes meer relationele agressie tonen, een manier die wat sneakier is.

Agressie kan ontstaan door genen en temperament, maar ook door de omgeving, zoals opgroeien in een situatie met veel geweld, veel verhuizen, weinig emotionele steun enzovoorts. Agressie kan getriggerd worden door observatie van agressie, zowel door ouders als door de televisie. Bovendien speelt cultuur ook een vrij grote invloed, maar dit heeft waarschijnlijk te maken met de verschillende opvoedstijlen in de

verschillende culturen.

Angsten ontstaat gewoonlijk wel bij ieder kind. Meestal begint het met angst voor dieren en het donker. Angsten ontstaan omdat het kind nog niet goed in staat is fantasie en realiteit te onderscheiden, waardoor irrationele angsten kunnen ontstaan. Angst kan ook ontstaan door verhalen van anderen, gebeurtenissen of de kans op een bepaald ongeluk. Ouders kunnen angst bij kinderen verminderen door het kind vertrouwen te geven en voor logische zaken te waarschuwen zonder overbeschermend te worden. Bovendien moeten ze hun eigen angsten ook het hoofd bieden. Systematische desensitisatie is een goede techniek om angst te reduceren.

Relationships with Other Children

Relaties met broers en zussen zijn in feite het oefentoneel voor sociale vaardigheden. Rivaliteit treedt uiteraard op, maar over het algemeen is de omgang tussen broers en zussen goed. Het is ook niet zo dat als iemand enig kind is, dit sociaal gestoord is. Waarschijnlijk omdat de ouders veel meer tijd hebben om aan dit kind te spenderen.

Vriendschappen ontwikkelen zich niet voor de leeftijd van 3 jaar. Vriendschappen worden gevormd door positieve ervaringen met andere kinderen, fysieke nabijheid en prosociaal gedrag.

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen