Psychosocial Development in Middle Childhood
- Gepubliceerd in Sociologie
- Lees 1339 keer
The Developing Self
Kinderen vormen rond deze leeftijd representational systems: brede zelfconcepten die hier veel aspecten van het zelf in betrekken. Kinderen volgen niet meer het alles of niets principe, ze erkennen dat ze goed zijn in het ene en slecht zijn in het andere. Ze kunnen afwegingen maken welke zaken belangrijker zijn en ze kunnen hun real self met hun ideal self vergelijken.
Het stadium van Erikson wat in deze periode aanbreekt is industry vs inferiority. Kinderen leren in dit stadium vaardigheden aan die passen bij hun geslacht en cultuur. Als alles goed gaat ontstaat een gevoel van competentie. De competentie die ouders een kind toewijzen staat in sterke relatie met de competentie die het kind zelf voelt. Een lage zelfwaarde kan niet gecompenseerd worden door complimenten uit de omgeving, hoe sterk deze ook zijn. Kinderen met een lage zelfwaarde denken dat ze zelf de oorzaak van hun falen zijn. Zij met een hoge zelfwaarde wijten dit aan omgevingsfactoren. Naarmate kinderen ouder worden, worden ze zich bewuster van hun emoties en begrijpen deze beter. Ze zijn ook in staat tegengestelde emoties te voelen en raken op de hoogte van de gebruikelijke uitdrukking van emotie in relatie tot hun cultuur. Ze leren het verschil kennen tussen het hebben van een emotie en deze uitdrukken. Regulatie van emotie vereist veel controle van emotie, aandacht en gedrag. Hoe beter de controle, hoe beter het kind zich later ontwikkelt op gebied van sociaal gedrag en empathie. Ouders die veel straffen kunnen emoties als angst en woede verergeren.
The Child in the Family
In de late kindertijd delen ouders en kinderen de verantwoordelijkheid over het kind (co-regulation). Ouders laten het kind zoveel mogelijk zelfcontrole uitoefenen, maar grijpen in wanneer dit nodig is. Er vindt meer discussie plaats tussen ouder en kind. Ouders laten het kind weten dat het de consequenties van zijn daden moet aanvaarden. De manier waarop conflicten opgelost worden is belangrijker dan de uitkomsten van de conflicten.
Of ouders werken heeft ook invloed op het welzijn van het kind. Dit is van zeer veel factoren afhankelijk, onder andere het temperament van het kind, leeftijd, geslacht, hoeveel de ouder werkt, of er een partner is, de SES en de zorg die het kind na school krijgt. Meestal is van belang of de ouders na hun werk nog genoeg puf hebben om met het kind in de weer te zijn. Een aantal kinderen doet aan self-care, maar dit werpt alleen vruchten af als het zich verantwoordelijk kan gedragen. Armoede heeft ook invloed op het welzijn van het kind. Dit komt met name doordat armoede veel stress voor ouders veroorzaakt, waardoor deze weinig tijd hebben voor het kind of slechte opvoedingsmethoden gebruiken. Voldoende sociale steun is in dit geval belangrijk.
Het blijkt dat kinderen in twee-oudergezinnen het beter doen dan in een-oudergezinnen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met verminderde SES, grotere kans op emotionele problemen en verminderde effectiviteit van het ouderschap in een-oudergezinnen.
Adoptie komt de laatste tijd ook meer voor. Meestal gaat dit anoniem via bureaus, maar open adopties komen ook steeds meer voor. Hoe vroeger een kind geadopteerd wordt, hoe minder aanpassingsproblemen het heeft. Problemen treden met name op in de late kindertijd als kinderen op de hoogte raken van hoe families gevormd zijn. Meisjes hebben minder problemen met geadopteerd zijn dan jongens, waarschijnlijk omdat ze het prettiger vinden om erover te praten.
Scheiding is ook een stressvolle gebeurtenis voor kinderen, met name omdat ze niet helemaal begrijpen wat er gebeurt en waarom. De SES van de familie gaat omlaag en de relatie met de ouder die verhuisd is kan verslechteren. Het conflict tussen de ouders kan afgelezen worden aan de hoeveelheid stress die het kind ervaart. Soms zijn kinderen beter af na een scheiding, met name als het conflict lang geduurd heeft. Aanpassing aan een scheiding hangt af van leeftijd, temperament en geslacht. Jonge kinderen geven zichzelf vaker de schuld, maar passen zich ook sneller aan. Meisjes gaan er beter mee om dan jongens. De ouders spelen ook een rol door voogdij en financiën te regelen alsmede een goede woonlocatie voor het kind. Oudereducatie programma’s kunnen gescheiden ouders leren goed te blijven communiceren en de kinderen te helpen zich aan te passen aan de scheiding.
De moeder krijgt meestal de voogdij over het kind. Kwaliteit van het contact met de vader blijft belangrijker dan kwantiteit. Gedeelde voogdij schijnt het best te werken, aangezien beide ouders close blijven met het kind. Ouders moeten wel met elkaar overweg kunnen.
Ook op lange termijn kunnen de effecten van scheiding aanzienlijk zijn. Er blijken op latere leeftijd meer gedrags en emotionele problemen te zijn en de relatie met de eigen kinderen is ook minder goed. Bovendien kunnen zich bindingsproblemen voordoen. Meestal passen kinderen zich goed aan en kunnen leren van de fouten van hun ouders.
Het leven in een een-oudergezin komt ook steeds meer voor en dit hoeft niet door scheiding veroorzaakt te zijn. Deze kinderen doen het over het algemeen prima, maar blijven sociaal en educatief gezien toch iets achter op kinderen uit twee-oudergezinnen. Dit komt omdat ze minder ouderinteractie hebben, langzamer vooruit gaan op school en minder extracurriculaire activiteiten ondernemen. Negatieve effecten treden echter wel op. Als de ouder steun van buitenaf krijgt kan dit grotendeels teniet worden gedaan. Een stieffamilie is nog een optie. Banden met de stiefvader of moeder worden vaak belemmerd door de loyaliteit van het kind jegens de echte ouders. Aanpassing is ook moeilijker als er veel kinderen in het gezin zijn, met name als ze van beide kanten komen of als er een nieuwe wordt geboren. Jongens hebben wel baat bij een stiefvader, terwijl dit bij meisjes juist niet zo is.
Ook opgroeien in een homohuwelijk is mogelijk. Er is aangetoond dat dit op geen enkel significante verschillen toont met heterogezinnen op alle gebieden van ontwikkeling. In sommige culturen zorgen oudere broers en zussen voor de jongeren. Dit komt omdat families hier groter zijn en op deze manier het dagelijks leven gewoon door kan gaan. In het westen zit er meer tijd tussen de kinderen en zijn ze met minder waardoor de ouders meer tijd hebben voor ieder kind. Broer/zus relaties zijn belangrijk om sociale vaardigheden te trainen. Ook beïnvloeden ze elkaars genderontwikkeling. Later geborenen volgen de eerstgeborenen. Eerstgeborenen volgen de ouders weer. Beïnvloeding gebeurt direct door hun eigen interacties en indirect door de impact van hun relatie op de ouders. Huisdieren blijken ook belangrijk te zijn voor sociale en emotionele ontwikkeling. Ze helpen kinderen om vertrouwen en empathie te ontwikkelen en om hun hart te luchten.
The Child in the Peer Group
De relaties met andere kinderen versterkt het sociale gedrag, de identiteit en de wil om dingen te bereiken in het kind. Leiderschapsvaardigheden, samenwerken, regels en rollen worden aangeleerd. De peergroup opent nieuwe perspectieven en de kinderen gaan wat ze van hun ouders meekrijgen, vergelijken met de normen in de groep, waarna ze beslissing welke aangenomen en welke verworpen worden. Tevens wordt een genderidentiteit verkregen. Het nadeel aan peergroups is dat vooroordelen zich kunnen ontwikkelen. Ook kunnen mensen in de groep antisociaal gedrag gaan vertonen, waardoor het kind hier in mee kan gaan, omdat het bij de groep wil horen en nog niet sterk genoeg is hier tegenin te gaan. Populariteit gaat in deze tijd ook een rol spelen. Deze kan op twee manieren gemeten worden. Bij sociometrische populariteit kijkt men wat voor reacties een persoon van leeftijdgenoten krijgt. Deze reacties zijn in te delen in vijf groepen: populair, afgestoten, genegeerd, controversieel en gemiddeld. Perceived popularity is aan kinderen vragen of een ander kind geliefd is door anderen of niet.
Sociometrisch populaire kinderen zijn aardig, betrouwbaar en hebben goede communicatieve vaardigheden. Perceived populaire kinderen zijn dominant, arrogant en agressief. Ze zijn vaak aantrekkelijk en goed in sport. Er is gebleken dat de opvoedstijl van de ouders een rol bij populariteit speelt, waarbij de autoratieve stijl weer als beste uit de bus komt.
Vriendschappen ontwikkelen zich in deze periode tot diepere en stabielere relaties. Dit is pas mogelijk als kinderen zich in het perspectief van een ander kunnen verplaatsen. Communicatie en samenwerking ontwikkelt zich zo verder. Vriendschappen zorgen ervoor dat kinderen een goed gevoel over zichzelf krijgen. Jongens hebben vaak meer vrienden dan meisjes, maar deze vriendschappen zijn wel oppervlakkiger.
Instrumentele agressie neemt in deze periode af, terwijl vijandige agressie toeneemt. Dit gebeurt meestal in relationele dan in fysieke vorm. Een deel van de kinderen leer agressie niet beheersen en dit zorgt voor crimineel gedrag in de adolescentie. Over het algemeen worden agressors niet aardig gevonden, maar het wel nog wel eens voorkomen dat veel agressie tonen door andere kinderen als hoge status beschouwd wordt.
Agressie kan op een aantal manieren ontstaan. Het kan liggen aan verkeerde verwerking van informatie. Instrumentele agressors zien agressie als een middel om te krijgen wat ze willen, niet omdat ze boos zijn. Reactieve agressie is agressief reageren op ongelukjes van andere kinderen wat veroorzaakt wordt door hostile attribution bias. Dit kan weer leiden tot een self-fulfilling prophecy. Dominante kinderen reageren agressief op zaken die hun status negatief kunnen beïnvloeden. Instrumentele agressors moeten inzien dat hun gedrag niet gerechtvaardigd is. Het stopt als er geen beloning meer komt. Hostile agression kan gestopt worden door kinderen in te zien wanneer ze boos worden en op tijd in te grijpen.
Ook de media zorgt dat agressief onder kinderen toeneemt, omdat geweld op tv getoond wordt zonder dat het kind de humane consequenties kan aanschouwen. Films en clips laten zien dat geweld en het dragen van wapens een teken is van persoonlijke macht en worden minder vatbaar voor de pijn die het kan veroorzaken. Hoe realistischer geweld wordt getoond, hoe meer het geleerd en getolereerd wordt. De invloed wordt sterker als het kind gelooft dat het geweld echt is, als het zich identificeert met de geweldpleger of deze aantrekkelijk vind, of kijkt zonder ouders. Games zijn nog veel erger omdat het kind hierbij beloond wordt voor het plegen van geweld. Om dit soort agressie tegen te gaan moet televisie en gametijd beperkt worden.
Agressie wordt pesten als het opzettelijk is en tegen bepaalde individuen gericht is. De slachtoffers zijn vaak zwak en angstig en huilen snel. Vaak hebben ze weinig vrienden en leven ze in moeilijke huiselijke omstandigheden. Zelfwaarde is vaak laag, maar het is niet duidelijk of dit oorzaak of gevolg is. Mannelijke slachtoffer zijn fysiek vaak zwak. Slachtoffers kunnen gedragsproblemen ontwikkelen en zelf ook veel agressiever worden. Interventieprogramma’s waarbij gepraat wordt met pesters en gepeste kinderen en hun ouders blijken goed te werken. Pesten gebeurt over het algemeen bij hetzelfde geslacht.
Mental Health
Er kunnen zich nogal wat gedragsproblemen voordoen bij kinderen. Een veelvoorkomend probleem is oppositional defiant disorder waarbij kinderen ongehoorzaam en vijandig zijn tegen de autoriteit van volwassenen. Het duurt minstens 6 maanden en begint meestal rond het 8ste jaar. Ze ruziën veel, geven anderen de schuld, verliezen vaak hun humeur en hebben problemen op school. Conduct disorder is nog een stapje erger. Het is een aanhoudend patroon van agressief en antisociaal gedrag wat altijd normoverschrijdend is en geen rekening houdt met de rechten van anderen. Veel van deze kinderen hebben ook ADHD. Antisociale persoonlijkheidsstoornis is een chronische psychiatrische aandoening gekenmerkt door crimineel gedrag en manipulatie.
Kinderen kunnen een schoolfobie ontwikkelen die gebaseerd kan zijn op uiteenlopende factoren. Als eerste kunnen omgevingsfactoren, zoals een vervelende leraar, een rol spelen. Echte schoolfobie kan voortkomen uit scheidingsangst van ouders of verzorgers. Schoolfobie kan ook een vorm zijn van sociale fobie. Sociale fobieën ontstaan meestal door traumatische gebeurtenissen. Sociale fobie wordt met de leeftijd erger terwijl scheidingsangst minder wordt. Sommige kinderen hebben ook een gegeneraliseerde angststoornis. Iets minder voorkomend is de OCD. Meisjes zijn over het algemeen vatbaarder voor depressie en angststoornissen. Het kan gebaseerd zijn op neurologische factoren, insecure attachment of blootstelling aan depressieve of angstige ouders. Van belang om te vermelden is dat aandacht geven aan de stoornis de stoornis via operant conditioneren in stand kan houden.
Depressie kan ook in de kindertijd voorkomen en kan veroorzaakt worden door genetische factoren, depressie, angst, verslavings- en antisociaal gedrag van ouders.
Er zijn veel soorten behandelingen beschikbaar. De gebruikelijke behandeling is individuele psychotherapie. Familietherapie waarbij de familie geobserveerd en geadviseerd wordt is ook een goede methode. Cognitieve gedragstherapie schijnt doorgaans het best te werken. Art therapie kan goed helpen als problemen niet verbaal geuit kunnen worden of het kind bepaalde emoties niet kan beschrijven. Hetzelfde geldt voor speeltherapie. Met medicatie moet men terughoudend zijn, gezien de onbekendheid met veel middelen als ze op kinderen worden toegepast.
Kinderen van tegenwoordig ervaren veel stress. Via tv raken ze op de hoogte van geweld en seks en andere problemen die alleen volwassenen aangaan. Verhuizingen en vrienden die weggaan komen veel voor. Angst bij kinderen neemt dus ook toe. Kinderen die opgroeien in een buurt met veel geweld kunnen moeilijk slapen en zich concentreren. Blootstelling aan geweld via de media kan de angst alleen nog maar versterken. De rol van de ouders is het belangrijkst voor het verminderen van de angst. Vertrouwen is heel belangrijk.
Er bestaan gelukkig ook resistente kinderen. Dit zijn kinderen waarop negatieve gebeurtenissen van weinig invloed zijn. Beschermende factoren die hierbij een rol spelen zijn goede relaties binnen de familie en een goed ontwikkelt cognitief functioneren. Het IQ is vaak hoog en ze kunnen goed problemen oplossen. Andere factoren die frequent van invloed zijn, zijn: temperament en persoonlijkheid, compenserende positieve ervaringen en weinig risicofactoren voor negatieve gebeurtenissen.