- Ontwikkeling van de perceptievaardigheid
= verschillen waarnemen en daarop reageren
→ pasgeboren kinderen reageren al selectief op hun omgeving
→ perceptuele vaardigheden zijn eerst zeer zwak, maar vanaf enkele maanden nemen de visuele en auditieve capaciteiten snel toe
- Lachen en wenen
=> Volwassenen reageren selectief op het gedrag van hun baby:
→ gedrag wordt opgevat als betekenisvol: responsen van de baby worden sociaal gedrag baby huilt zonder bedoeling, maar afhankelijk van hoe de ouders hierop reageren, wordt het gedrag betekenisvol en dus sociaal gedrag
=> betekenis van wenen en lachen wordt toegekend = in alle culturen verschillend
- Zuigelingen en Verzorgers
=> baby herkent de moeder vanaf 3 weken: reageert op bepaalde kenmerken
→ vroege interactie tussen moeder en kind is niet zo natuurlijk als men soms denkt, is sterk cultureel bepaald
=> zeven maanden: baby ziet moeder als een op zichzelf staand persoon
→ tijdsbesef en besef dat voorwerpen en mensen een zelfstandig bestaan leiden, ook wanneer je er niet naar kijkt
=> leerperiode voor de moeder:
→ projecteren eigen kenmerken op de baby
→ leren gedrag van het kind te interpreteren en op een gepaste manier te reageren
- De ontwikkeling van sociale reacties
=> ontstaan van de sociale wereld: verschil/onderscheid maken tussen actieve en passieve dingen (bijv mensen en knuffels)
→ of dat dingen blijven bestaan, ook als zijn ze buiten gezichtsveld
=> Mildred Parten over spelen: aantal stappen
1. solitair: kind speelt op zichzelf
2. parallelle spelen: kinderen zijn zich bewust van anderen rondom hen, beginnen te imiteren
3. associative play: kind betrekt zijn eigen gedrag op anderen, maar blijft doen wat hij zelf wil
4. cooperative play: echte samenwerking
=> 1 tot 5 jaar: discipline en zelfbeheersing
→ lichaamsbehoeften controleren
→zich gedragen in verschillende contexten
=> 5 jaar: redelijk autonoom wezen
→ kan bijna onafhankelijk routinematige activiteiten uitvoeren van het leven thu
- gehechtheid en verlie
=> Bowlby: moederlijke deprivatie: kinderen die geen hechte en liefdevolle verhouding met hun moeder ervaarden, kunnen later persoonlijkheidsstoornissen krijgen
→ e.g. Rhesusapen: niet zozeer contact met moeder was belangrijk, eerder gehechtheid aan soortgenoten in het algemeen
- Deprivatie bij kinderen
=> kind moet consistente relaties met anderen opbouwen waarbinnen her zich emotioneel kan hechten aan anderen
→ niet noodzakelijk de moeder zelf
→ vorming van stabiele, emotioneel zeer hechte relaties met anderen is voor het kind onmisbaar
=> Korte vs. lange termijn gevolgen
→ korte: ontreddering
→ lange: achterstand in taal- en intellectuele ontwikkeling