Menu

De rol van medefinancieringsorganisaties

Ongeveer een derde deel van het budget voor ontwikkelingssamenwerking gaat naar particuliere organisaties. Het grootste deel daarvan gaat naar de zogenaamde medefinancieringsorganisaties. Dat zijn particuliere ontwikkelingsorganisaties die hun gelden ontvangen uit fondswerving (lidmaatschappen, donaties, acties) van de overheid en van de EU. Vier organisaties opgericht vanuit de oude zuilen, hebben in Nederland de status van medefinancieringsorganisatie gekregen: de Novib (neutraal), het ICCO (protestants), Cordiad (katholiek) en het Hivos (humanistisch). Vanaf 1999 kunnen meer organisaties de status van medefinancieringsorganisatie verkrijgen.

De overheid kiest ervoor geld via deze organisaties door te sluizen naar ontwikkelingslanden, waarmee ze niet op overheidsniveau wil samenwerken. De medefinancieringsorganisaties hebben vaak hun eigen contacten met particulieren partnerorganisaties in de ontwikkelingslanden, waarmee ze buiten de overheden hun projecten kunnen opzetten, dat heeft veel voordelen. De partnerorganisaties staan dichter bij de mensen die hulp nodig hebben. Zo kunnen ze meer doen aan directe armoede bestrijding en duurzame ontwikkeling.

De medefinancieringsorganisaties richten zich op de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden. De projecten zijn zodanig dat de bevolking geholpen wordt zelf in haar bestaan te gaan voorzien. Daarbij wordt de eigen culturele identiteit van deze groepen ondersteund.

Lees meer...

De rol van de Europese Unie

Door de verdergaande samenwerking van de lidstaten is de EU een belangrijke economische machtsblok in de wereld geworden. Uitgangspunten van de samenwerking was het creëren van een gezamenlijke markt en het wegnemen van handelsbelemmeringen tussen de lidstaten onderling. Deze bescherming van de EU-markt maakt het voor derdewereldlanden moeilijker om naar Europese landen te exporteren. Toch kunnen ontwikkelingslanden ook baat hebben bij de EU. Na de Wereldbank is de EU ook een organisatie die multilaterale ontwikkelingshulp geeft.

Met een aantal ontwikkelingslanden (vooral voormalige kolonies van de lidstaten in Afrika, het Caribisch gebied en de Pacific die geen met de landen van de EU concurrerende economische structuur mochten hebben) heeft de EU bijzondere betrekkingen aangeknoopt. Deze associatie met de EU levert de ontwikkelingslanden handelsvoordelen op, maar zo plukt de EU ook zijn vruchten ervan; zo zijn zij verzekerd van de invoer van grondstoffen, terwijl zij weinig concurrentie hoeft te duchten van haar handelspartners.

Ook met de landen rond de Middellandse Zee heeft de Eu de ontwikkelingssamenwerking geïntensiveerd. Met andere ontwikkelingslanden zijn handels- en samenwerkingsverdragen gesloten. Via het Europees Ontwikkelingsfonds wordt hulp gegeven. Toch zijn er tegenstrijdigheden in het EU-beleid te vinden. Zo is het merkwaardig te noemen dat de EU zegt te streven naar conflictbeheersing, terwijl veel landen van de EU wapens leveren aan derdewereldlanden. Ook is het streven naar integratie van ontwikkelingslanden in de wereldhandel moeilijk te rijmen met het weren van producten van die landen om de interne markt te beschermen. De EU vindt ook dat prioriteit zou moeten liggen bij hulp aan de armste landen. Terwijl zij dit steeds minder deden in de negentiger jaren. Hierbij speelt natuurlijk eigenbelang een grote rol.

De Nederlandse regering streeft binnen de EU vooral naar ruimere toegang van de minst ontwikkelde landen tot de Europese markt, verbetering van de samenhang van ontwikkelingssamenwerking in EUverband en het tegengaan van ondoorzichtigheid en verspilling.

Lees meer...

De rol van andere wereldorganisaties

Er zijn nog enkele andere wereldorganisaties die een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van onderontwikkeling. We bespreken hier het IMF, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie. In deze organisaties gaat veel meer geld om dan in de organisaties van de VN.

Ook hebben de rijke landen het meest te vertellen en kunnen daardoor hun eigen economische en politieke belangen een veel grotere rol laten spelen dan die van de arme landen. Een aanzienlijk deel van de Nederlandse ontwikkelingsgelden gaat naar de Wereldbank en het IMF.

• Het Internationale Monetaire Fonds (IMF), opgericht in 1944 in Bretton Woods, stelt zich vooral tot taak de stabiliteit van het internationale geldstelsel te bevorderen.

Het Fonds verleent daartoe tijdelijk krediet aan landen met betalingsproblemen. Landen die gesteund worden, moeten aanpassingsprogramma’s opstellen om de economische organisatie en infrastructuur van een land te versterken en daardoor economische groei mogelijk te maken. Daarbij wordt nauwelijks gelet op de sociale situatie in het kredietontvangende land omdat zij nou eenmaal geen machtige stem hebben. Hierdoor komt het dat de armoede in het desbetreffende land nog meer achteruitgaat.

• De Wereldbank is een bank die eigendom is van de lidstaten van de VN. De bank is opgericht om ontwikkelingsprojecten te financieren en is daarmee ook de grootste en de belangrijkste financier. Vooral projecten die de marktgerichtheid van derdewereldlanden bevorderen, worden gesteund. Voor de aanpassingsprogramma’s worden leningen verstrekt die aanvullingen zijn op de aanpassingsprogramma’s van het IMF. Ze zijn bedoeld om de economie structureel te verbeteren.

Lees meer...

De rol van de Verenigde Naties

De VN zijn de grootste internationale organisatie ter wereld en werd na

WO II opgericht. Hun uitgangspunten kan je terugvinden in de Universele

Verklaring van de Rechten van de Mens, die in 1948 is opgesteld. 188 landen ter wereld zijn er lid van en op dit moment bestaat 70% van hun hulp uit ontwikkelingssamenwerking en noodhulp.

Onder de vlag van de VN werken een aantal gespecialiseerde internationale organisaties die in het belang van de derde wereld werken, zoals:

• De FAO; een organisatie voor landbouw die voedselschaarste en hongersnoden probeert te voorkomen door ontwikkeling van de landbouw.

• De Unctad; een organisatie voor handel, hulp en ontwikkeling, die probeert de handelsbetrekkingen tussen derdewereldlanden en westerse landen te verbeteren.

• De WHO; de wereldgezondheidsorganisatie die de gezondheidszorg probeert te verbeteren en epidemieën probeert terug te dringen.

• De Unesco; een organisatie voor onderwijs, wetenschappen en cultuur die probeert het onderwijspijl en het wetenschappelijke niveau te verbeteren en de culturele identiteit te versterken.

• Unicef; een organisatie voor kinderen, die zich het lot van kinderen in de Derde Wereld aantrekt.

• Het Unhcr; een organisatie die opvang voor vluchtelingen probeert te regelen (de baas hiervan is Lubbers).

• UNEP; een organisatie ten behoefte van het milieu. Ondanks de goede bedoelingen van de VN is de effectiviteit van de inspanningen niet altijd optimaal, dit kan afhangen van drie factoren:

• De mate van overeenstemming. Rijk en arm hebben evenveel te zeggen, maar ze hebben veel tegengestelde belangen. Hierdoor kunnen soms nauwelijks besluiten worden genomen.

• De beschikbare machtsmiddelen. Hun conferenties kunnen soms weinig succesvol zijn vanwege het gebrek aan overeenstemming. Ze hebben zelfs geen mogelijkheden om geweld in de wereld tegen te gaan, want als ze het VN-leger naar onveilige plekken willen laten trekken dan nog kan er geen overeenstemming worden behaald vanwege de tegengestelde sympathieën.

• Het internationale karakter van de problemen. Een probleem beslaat vaak meerdere landen en een afzonderlijk land kan deze problemen niet meer oplossen. De roep om coördinatie van de aanpak door internationale organisaties neemt daardoor toe.

Natuurlijk wordt de effectiviteit van het werk van de VN ook beïnvloed door de logge bureaucratie die zo’n immense organisatie kenmerkt, en door het gebrek aan financiële middelen.

Lees meer...

Internationalisering van verhoudingen

Ontwikkelingssamenwerking is vaak geen zaak meer van land tot land, internationale organisaties worden steeds belangrijker op dit gebied. Individuele landen hebben steeds minder grip op zaken als economische verhoudingen, machtsverhoudingen en cultuur, die steeds verder geïnternationaliseerd worden.

• Economische internationalisering houdt in dat de economieën van de derdewereldlanden en westerse landen steeds meer afhankelijk worden van mondiale processen en structuren. Transnationale ondernemingen (ondernemingen met vestingen in meerdere landen) en internationale organisaties zoals het IMF en de Wereldbank gaan hierin steeds meer de dienst uitmaken.

• Internationalisering van de machtsverdeling houdt in dat uitgangspunten en randvoorwaarden voor economische politiek en ontwikkelingsbeleid steeds meer op internationaal niveau worden vastgesteld. Dat gebeurd onder meer in een groep van belangrijke geïndustrialiseerde landen in de EU, OESO, in het IMF en de Wereldbank. Afzonderlijke landen zijn steeds meer afhankelijk van wat er in deze organisaties wordt beslist.

• Internationalisering van de cultuur houdt in dat culturen elkaar steeds meer beïnvloeden door de toegenomen communicatie en communicatiemogelijkheden. Dit proces wordt vooral bepaald door een beperkt aantal internationale persbureaus en uitgeverijen die de nieuwsvoorziening in de hele wereld in de handen hebben. Dat alles nu in organisaties is geregeld wil nog niet zeggen dat ze dan alle problemen kunnen oplossen. Want in die organisaties zitten nog steeds zelfstandige landen die allemaal hun eigen belangen behartigen. Niemand kan gedwongen worden tot instemming. Maar het is wel in heb belang want het is de manier om grootschalige problemen aan te pakken zoals milieu, armoede. Het blijkt echter moeilijk te zijn de kortetermijnbelangen opzij te zetten voor het hogere algemene belang.

Lees meer...

Veranderingen in het beleid

Het is duidelijk dat het beleid voortdurend is bijgesteld. Dit heeft te maken met de steeds veranderende politieke en economische situatie, zowel in Nederland als in de Derde Wereld. De omgeving van het politieke systeem bepaalt wat de marges zijn waarbinnen veranderingen kunnen plaatsvinden. In het beleid betreffende ontwikkelingssamenwerking worden de marges bepaald door een viertal factoren:

• De politieke ontwikkelingen in Nederland zelf. Besluiten tot een bepaald beleid zijn altijd compromissen, waarin niet alleen de ideeën van de coalitiepartners meewegen, maar ook de belangen die spelen op ministeries.

• Het beleid van internationale organisaties. Het is logisch dat het Nederlandse beleid moet passen in het internationale beleid.

• Internationale ontwikkelingen. Na de Koude Oorlog gingen de economische systemen in het westen en in het Oostblokmee op elkaar lijken. Daarmee veranderde de situatie in veel ontwikkelingslanden, die op dat moment of op het Westblok of op het Oostblok gericht waren. Ook in de ontwikkelingslanden zelf zijn allerlei ontwikkelingen gaande. Er is namelijk sprake van een grote groep nieuwe generatie zelfbewuste leiders die kritisch stonden tegenover westerse hulp en bemoeienis. Daarnaast spelen de conflicten in ontwikkelingslanden zelf een grote rol. Door oorlogen en door natuurrampen, is er een grote behoefte aan noodhulp zoals voedsel en medicijnen.

• De globalisering van de economie. Allerlei ontwikkelingen zorgen ervoor dat economieën van landen steeds meer in elkaar vervlochten raken. Zo ontstaat er een wereldeconomie waarop de politiek nauwelijks invloed kan uitoefenen. Sinds 1990 zijn de belangrijkste veranderingen:

• De rol van de medefinancieringsorganisaties zoals de Novib is groter geworden.

• Er is meer aandacht gekomen voor de kwaliteit en de effecten van hulp.

• Het bedrijfsleven is een andere rol gaan spelen. In het verleden profiteerde het bedrijfsleven veel van gebonden hulp. Vanaf 1990 werd het belang van het bedrijfsleven ondergeschikt gemaakt aan dat van de Derde Wereld, die vooral wilt dat bedrijven in hun investeren.

• Er is meer aandacht gekomen voor andere problemen in de Derde Wereld dan de armoede.

• Nieuwe inzichten in ontwikkelingsstrategieën hebben geleid tot meer nadruk op marktgerichtheid. Men gaat er nu van uit dat het belangrijkste is voorwaarden te creëren waardoor ontwikkelingslanden op de handelsmarkt beter kunnen functioneren.

• Er is meer samenhang gekomen in het buitenlands beleid. Dat betekend dat geprobeerd wordt meerdere problemen tegelijk aan te pakken.

• Idealisme en pragmatisme worden gecombineerd. Er is niet genoeg geld beschikbaar om iedereen die arm is te helpen, ook al zou je dat graag willen (idealisme). Daarom wordt er nu structurele hulp gegeven aan minder regeringen (pragmatisme). Tegelijk wordt bij het geven van de hulp op de kwaliteit van bestuur en beleid en op de naleving van de mensenrechten in de landen die gesteund worden (idealisme).

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen