de scheppende of ‘productieve verbeelding’ produceert haar product volledig uit zichzelf.
Het kunstwerk manifesteert de de vrije productiviteit, verwijst enkel naar zichzelf.
In dit subject zit echter ook een objectieve component: de natuur zelf als een onbewuste kracht is creatief in het subject
-> het absolute aan het werk in de kunst, als eenheid tussen subject en object, tussen bewustzijn en het onbewuste, geest en natuur (= scheiding van Kant)
-> kunst = natuur
-> kunstwerk kan niet van buitenaf beoordeeld worden, het betekent enkel zichzelf en door al deze zelfreferentialiteit is de contemplatie (of in normale woorden: beschouwing) van het kunstwerk een doel op zich.
Als men de aandacht naar de vrije verbeelding verlegt, dan wordt de romantiek gedreven door een verlangen de oorsprong van creativiteit bloot te leggen.
-> deze oorsprong een een zichzelf genererende productiviteit in de natuur aanwezig. Logisch toch? Omwille van de problematiek van het oeuvre als afgewerkt product tegenover de productiviteit die trouw wil blijven aan z’n oorsprong, ziet de romantiek de kunst niet altijd als een harmonie, maar meer evengoed als een esthetica van chaos en verbrokkeling.
-> het kunstwerk als fragment van een gedroomd kunstwerk waarin de oneindigheid van de creativiteit en de eindigheid van de creatie met elkaar verzoend zouden zijn.