Menu

Sofian Bouazzaoui

Sofian Bouazzaoui

Owner bij Bronso

Brussels Area, Belgium - Computer Software

LinkedIn: https://be.linkedin.com/in/sofianbouazzaoui

Sofian Bouazzaoui

Website URL: http://www.bronso.be

Jaartallenlijst Eigentijdse Geschiedenis

augustus 1914 Begin WO I
april 1915 Verdrag van Londen, Italië schaart zich bij de Entente.
februari-december 1916 Slag bij Verdun
juli-november 1916 Slag bij de Somme
maart 1917 eerste Russische Revolutie, val van de tsaar
april 1917 VS mengt zich in WO I
november 1917 tweede Russische Revolutie, Bolsjewieken aan de macht
maart 1918 Verdrag van Brest-Litovsk
maart-juli 1918 laatste offensief in Westen door Duitsland
juni 1918 eerste uitbraak Spaanse Griep
november 1918 het vechten komt ten einde
januari 1919 vredesconferentie in Parijs
maart 1919 begin fascisten beweging in Italië
juni 1919 Verdrag van Versailles
november 1920 Russische burgeroorlog ten einde
maart 1921 Nieuwe Economische Politiek
oktober 1922 Mussolini premier in Italië
november 1923 inflatiepiek in Duitsland
januari 1924 eerste Labour-beweging in GB
dood Lenin
oktober 1925 Verdrag van Locarno
april 1929 eerste Sovjet Vijf-Jaren-Plan
oktober 1929 beurscrash in VS → Grote Depressie
januari 1933 Hitler bondskanselier in Duitsland
maart 1935 Hitler kondigt herbewapening aan
maart 1936 Duitsland remilitariseert het Rijngebied
juli 1936 Spaanse Burgeroorlog begint
maart 1938 Anschluss: Oostenrijk met Duitsland verenigd
september 1938 Appeasement: Sudetenland naar Duitsland
november 1938 Kristall Nacht
mei 1939 fascist-Italië verbonden met nazi-Duitsland via Stalen
Pact
23 augustus 1939 Nazi-Sovjet-Pact
1 september 1939 Duitsland valt Polen binnen
3 september 1939 GB en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog,
begin WO II
22 juni 1941 Duitsland valt Sovjet-Unie aan
7 december 1941 Japanse aanval op Pearl Harbor
augustus 1942-februari 1943 Slag bij Stalingrad
april-mei 1943 Warschau-getto-opstand
6 juni 1944 D-Day
februari 1945 conferentie van Jalta
7-8 mei 1945 Duitsland geeft zich over
juni 1945 oprichting Verenigde Naties
juli-augustus 1945 conferentie van Potsdam
6 augustus 1945 1e atoombom op Hiroshima, Japan
9 augustus 1945 2e atoombom op Nagasaki, Japan
15 augustus 1945 Japan geeft zich over
1947 Marshallplan
maart 1947 Trumandoctrine
april 1949 oprichting NAVO
september 1949 Bondsrepubliek Duitsland (BRD)
oktober 1949 Duitse Democratische Republiek (DDR)
1953 dood Stalin
Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
Jaartallenlijst Eigentijdse Geschiedenis
1955 BRD sluis zich aan bij NAVO
Warschaupact
1956 Hongaarse Opstand neergeslagen
1961 Berlijnse Muur opgericht
1962 Cubaanse rakettencrisis
1968 de 'Meidagen' in Frankrijk (opstand)
Praagse Lente
1973 eerste OPEC oliecrisis
1978 verkiezing paus Johannes Paulus II
1979 Margaret Thatcher premier in GB
1980 Solidariteit in Polen
1985 Gorbatsjov aan de macht in Sovjet-Unie
1986 Tsjernobyl ramp
1989 val communisme in Oost-Europa
1990 val communisme in Sovjet-Unie, einde Sovjet-Unie
Duitsland weer eenheid
1991 begin gevechten in Joegoslavië
1996 vrede in Bosnië
1997 Tony Blair premier in GB
1999 Euro wordt munteenheid in EU
2000 Poetin president in Rusland
2001 Milosevic berecht voor misdaden in Den Haag
11 september 2001 aanslagen op Twin Towers, VS
2003 regime Saddam Hoessein omvergeworpen in Irak door
VS en GB
2004 EU krijgt 10 lidstaten erbij
aanslagen in Madrid
2005 aanslagen in Londen
Angela Merkel bondskanselier in Duitsland

Lees meer...

Organisaties

Een organisatie is een groep mensen die gemeenschappelijke doelen hebben en die een aantal procedures volgen om producten en/of services te ontwikkelen. Een organisatie moet georganiseerd zijn.

Organisatie theorie van Weber, hij zag bureaucratie als ideale vorm van organisatie. Bij bureaucratie is een duidelijke formele hiërarchie, werkverdeling en procedures welke bij het werk gevolgd moeten worden zijn duidelijk omlijnd. Weber stelde dat je een organisatie kunt beschrijven op basis van een aantal dimensies:

  • Overdragen van autoriteit: informatie waarover werknemers van een lager niveau rapporteren aan werknemers op hogere niveaus.
  • Controlespanne: het aantal mensen dat aan een individu rapporteert.
  • Werkverdeling en structuur.


De klassieke organisatie theorie gaat ervan uit dat er een beste opbouw van een organisatie bestaat, onafhankelijk van de omstandigheden. Deze theorie legt de nadruk op de controle die de organisatie uit wil voeren op het gedrag van een individu.

McGregor’s Theorie X en Theorie Y. Theorie X managers gaan er vanuit dat ondergeschikten gecontroleerd moeten worden om organisatiedoelen te kunnen bereiken. Theorie Y managers gaan er vanuit dat ondergeschikten gemotiveerd moeten worden om doelen te kunnen bereiken.

Argylis, bedenker van het groei perspectief: de natuurlijke groei van een individu kan bevordert, dan wel tegengehouden worden door een organisatie. De natuurlijke ontwikkeling gaat van passief naar actief, van concreet denken naar abstract denken, van afhankelijke naar onafhankelijke wezens en van weinig vermogens naar veel vermogens.

Lawrence en Lorsch onderscheiden mechanistische organisaties van organische organisaties:

  • Mechanistische organisatie: afhankelijke van formele regels, beslissingen worden op hoog niveau genomen en de controlespanne is klein.
  • Organische organisatie: procedures zijn minder formeel, besluitvorming vindt plaats op een middenniveau en de controlespanne is groot.


Systeemtheorie van Katz en Kahn. Deze theorie stelt dat de prestatie van een organisatie afhankelijk is van allerlei factoren die buiten de organisatie liggen. Handelsovereenkomsten, cultuur, klanten en leveranciers zijn een aantal van deze factoren.

Sociotechnische benadering van Trist. Met deze benadering probeerden ze te begrijpen welke invloed technologie heeft op een groep, een organisatie en zelfs een gehele industrie. Zij ontdekten dat veranderingen in technologie stabiele en bevredigende sociale patronen verstoorden. De grote afhankelijkheid van techniek en de snell technologische ontwikkelingen hebben psychologische gevolgen voor de werknemers. Ze zullen vervangen worden door een computer, hun werk kan er anders uit gaan zien, en ze zullen een druk voelen om op de hoogte te blijven.

De brontheorie van Pfeffer en Salancik stelt dat een organisatie moet worden gezien in de context van de verbindingen die de organisatie heeft met andere organisaties. Zij zien deze verbindingen als cruciaal voor het voortbestaan van de organisatie.

De ecologische/evolutionaire benadering richt zich op het verklaren waarom sommige soorten organisaties succesvol zijn en voorbestaan en andere ten onder gaan. Random variatie en natuurlijke selectie spelen hierbij een rol. De organisatie verandert niet snel maar de omgeving wel. Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

Theorie van Mintzberg, volgens hem kun je een organisatie omschrijven door naar bepaalde dingen te kijken. Zo moest men kijken naar de mechanismen die een organisatie gebruikt voor de coördinatie. Daarnaast moet er gekeken worden naar de rollen van de mensen in de organisatie. Ook moet er gekeken worden naar de mate van centralisatie of decentralisatie bij het maken van beslissingen. Tenslotte moet er gekeken worden naar de context waarin de organisatie werkt. De vijf basis rollen die te vervullen zijn in een organisatie:

  • Productie van het product
  • Een baas of groep die de gang van zaken in de gaten houdt
  • Middenvelders (managers en mediatoren)
  • De technici
  • Administratieve medewerkers


Een klimaat in een organisatie is een gedeeld beeld dat werknemers hebben over hun werkeenheid.

Binnen een organisatie kunnen verschillende klimaten voorkomen. Lewin onderscheidt drie soorten:

  • Autocratisch klimaat: strikte structuur, verantwoordelijkheid ligt op hoog niveau
  • Democratisch klimaat: weinig structuur en gedeelde verantwoordelijkheid
  • laissez faire klimaat


factoren die het klimaat bepalen zijn steun en erkenning op het werk, harmonie en rechtvaardigheid, vriendelijkheid en sociale contacten en de uitdaging en autonomie op het werk. Een goed klimaat leidt tot betere werkprestaties (bottum up).

Een cultuur binnen een organisatie is een systeem waarin individuen een zelfde betekenis geven aan dingen en deze op eenzelfde manier zien. In een organisatie gaat het om de overtuigingen een waarden die gedeeld worden door de werknemers en die door het management en de leiders van een organisatie gecreëerd en gecommuniceerd worden (top down).

Er zijn vier modellen die een organisatie kan hanteren als het gaat om verschillen in organisatie culturen:

  • regiocentrisme: de cultuur van de ‘ouder’ organisatie wordt gecombineerd met de locale cultuur.
  • Etnocentrisme: de cultuur van de ‘ouder’ organisatie overheerst.
  • Geocentrisme: een nieuw organisatiebreed beleid wordt ontwikkeld om met dingen om te gaan op een manier dat er een wereldperspectief otnstaat.
  • Polycentrisme: de locale cultuur wordt geaccepteerd.


De manier waarop de leider om gaat met veiligheid heeft vaak veel invloed op de manier waarop werknemers omgaan met veiligheid. Het gaat zowel om de maatregelen die de leider neemt om de veiligheid te vergroten als om de manier waarop hij handelt nadat er een ongeluk of iets dergelijks gebeurd is.

Schneider stelt het ASA model voor: Attraction, Selection en Attrition (wrijving). Dit model stelt dat een organisatie een bepaald soort mensen aantrekt, voornamelijk mensen die qua persoonlijkheid lijken op de leiders van de organisatie. Dit is ook het soort mensen dat aangenomen wordt. Soms blijkt echter dat deze werknemer toch niet zo past en ontstaat er wrijving. Wrijving leidt er meestal toe dat de werknemer uiteindelijk vertrekt.

Lewin benoemd drie fases in het proces van Organisationele verandering:

  • Ontdooien (unfreezing): in deze fase wordt de werknemer zich bewust van zijn normen en wararden.
  • Verandering waarin de werknemer nieuwe waarden en overtuiging aanneemt.
  • Bevriezen (refreezing): fase waarin nieuwe waarden en overtuigingen stabiliseren.


Verandering kan episodisch zijn, dat wil zeggen dat verandering opzettelijk wordt ingezet op een onregelmatig moment. Vaak gebeurt dit met veel toeters en bellen. Episodische veranderingen zijn relatief traag omdat ze groot zijn. Dit soort veranderingen brengt een hoop stress mee voor de werknemers.

Bij continu verandering gaat het om voortdurende kleine veranderingen die een cumulatief effect hebben. Zodra er ergens een probleem gesignaleerd wordt, wordt er bijna onmiddelijkj een verandering in gang gezet om het probleem op te lossen.

Total quality management: een manier waarop geprobeerd wordt inzet te organiseren door de nadruk te leggen op teamgedrag dat gericht is om het voldoen aan de wensen van de klanten en het verbeteren van de kwaliteit. Zowel management als werknemers zijn hierbij betrokken.

Slanke productie is een methode die erop gericht is om zoveel mogelijk verspilling te reduceren als mogelijk is, op alle mogelijke manier.

Lees meer...

Teams

Over het algemeen is het werken in teams efficiënter, de leden kunnen van elkaar leren, het bevordert de creativiteit en er kan gelijktijdig aan iets gewerkt worden in plaats van om de beurt.

Een team is een onderling afhankelijke groep mensen die samen werken aan een gemeenschappelijk doel en die verantwoordelijkheid delen over de specifieke uitkomsten voor hun organisatie.

Er zijn veel verschillende soorten teams:

  • Virtuele teams: de leden werken samen aan een doel door het gebruik van technologie omdat ze vaak wijdverspreid zijn.
  • Kwaliteitscirkels: een groep werknemers die regelmatig bij elkaar komen om problemen op de werkvloer te identificeren en te bespreken. Ook proberen ze met ideeën te komen over het verhogen van de productiviteit, of de kwaliteit van de productie.
  • Productieteam: een groep eerstelijns werknemers die tasbare output produceren (fabrieksmedewerkers).
    • Autonome werkgroepen: groepen die zelf de controle hebben over functies zoals de planning, het opstellen van prioriteiten en inspraak bij het aannemen van nieuwe teamleden.
  • Projectteam: een groep die opgericht is om een bepaald probleem op te lossen. Zodra dit gebeurd is, wordt de groep weer opgeheven. Dit werkt vaak heel effectief voor het oplossen van problemen, wel is er soms sprake van rolverwarring omdat leden ook nog lid zijn van andere werkgroepen.


Het input-proces-output model van team effectiviteit legt verbanden tussen input, processen en output van teams. Op deze manier probeert het model te ontdekken hoe teams werken en hoe ze maximaal kunnen presteren. Er zijn verschillende vormen van input: Samenstelling van het team en de kenmerken van de teamleden. Hun vaardigheden, kennis, persoonlijkheid en ervaringen. Voor teams is het handig een gedeeld mentaal model te hebben, dit is een gestructureerde manier voor teamleden om te denken over hoe het team zal werken.

De Organisationele context is belangrijk voor de prestatie van een team. Onder Organisationele context verstaan we dingen als beloningssysteem, technologie die beschikbaar is en steun van leidinggevenden. Op korte termijn heeft diversiteit negatieve gevolgen, op lange termijn worden deze positief.

Cohesie is de mate waarin teamleden zich verbonden voelen met de groep, e mate waarin ze bij de groep willen blijven en hoe gebonden ze zich voelen aan de doelen van het team.

Groupthink is een manier van denken die voorkomt bij mensen die sterk betrokken zijn bij een cohesieve groep en de behoefte aan overeenstemming van de groep sterker is dan de motivatie om werkelijk alternatieven te overwegen.

Groepspolarisatie houdt in dat groepen de neiging hebben extremere beslissingen te nemen dan individuen.

Social loafing is verminderde motivatie en prestatie van een aantal teamleden. Dit komt omdat de individuele verantwoordelijkheid kleiner is en er minder kans is om individuele prestatie te beoordelen.

De teamrol theorie van Belbin stelt dat effectieve teams een combinatie zijn van individuen die in negen teamrollen kunnen werken. Een individu kan meerdere rollen vervullen, dus een groep kan minder dan 9 leden hebben. Teams met een goede balans tussen de verschillende rollen presteren beter dan teams waarin bepaalde rollen oververtegenwoordigd zijn. Teams gaan door vijf fases heen: oriëntatie, conflict, structuur, werken en opheffing. Niet alle teams doorlopen alle fases en ze doorlopen ze niet allemaal in dezelfde volgorde.

Bij cross-training roteren de leden van een team over verschillende posities binnen het team om zo iets te leren over alle verschillende taken van de teamleden en om een overzicht te krijgen. Dit is ook de manier om een gedeeld mentaal model te ontwikkelen.

Lees meer...

Leiderschap

Onderzoek dat zich bezig houdt met het ontstaan van een leider (leader emergence) bestudeert individuen die leiders geworden zijn, ook wordt gekeken naar de basis waarop ze gekozen, aangewezen en/of geaccepteerd worden als leider.

Een leider is een individu in een groep die de groep leidt in taakrelevante activiteiten en die de primaire verantwoordelijkheid voor de groep op zich neemt. Leiderschap kan succesvol zijn zonder effectief te zijn.

Destructieve leider: gedragen zich op zo’n manier dat ervoor zorgt dat de interesse voor het werk ondermijnd wordt en de doelen, taken, prestaties en motivatie gesaboteerd worden.

  • Tiranische leider: accepteren de doelen van het werk wel, maar proberen deze te bereiken door mensen te manipuleren en voor schut te zetten. Deze leider bereikt zijn doelen wel vaak en zal als een goede medewerker worden gezien door hogeren.
  • Ontspoorde leider: misbruikt zijn medewerkers en toont gedrag dat de doelen van het werk tegenwerkt. Deze leider is lui, steelt en pleegt fraude.
  • Ondersteunende- ontrouwe leider: misdraagt zich niet tegen mensen die onder hem werken, maar ondersteunt ze juist. Deze leider zet zich echter niet in voor de doelen van de organisatie.


Manager en supervisor zijn functies, ze beschrijven wat er gedaan moet worden, leiderschap heeft te maken met hoe het gedaan wordt.

Leiderschap ontwikkeling richt zich op de relatie tussen leider en volgers. Hiervoor moet de leider een omgeving creëren waarin relaties opgebouwd kunne worden die samenwerking bevorderen.

Karaktertrekbenadering, onderzoekers probeerden trekken te achterhalen die leider van niet-leiders konden onderscheiden. Daarbij is een groot aantal karaktertrekken bestudeerd.

De macht benadering richt zich op de verschillende soorten macht die leiders kunnen uitoefenen. Naast formele macht zijn dat de rechterlijke macht, overtuigingskracht, referentie macht, beloningsmacht en expertise macht.

De gedragsbenadering richt zich op de gedragingen die mensen in een leiderschapspositie uitvoeren. De twee belangrijkste soorten gedragingen zijn welwillendheid (consideration: gedragingen die wederzijds respect weergeven) en het initiëren van structuur (gedragingen die erop gericht zijn de groepsactiviteiten te definiëren en te ordenen).

De samenloop (contingency) benadering neemt de rol van de situatie mee in het bestuderen van het beoefenen van leiderschap. Hersey en Blanchrd vonden de rijpheid van de ondergeschikte van belang voor het succes van leiderschap. Het gaat dan zowel om psychologische rijpheid als om werkrijpheid. House stelt dat de situatie bepaalt welke leiderschapsstijl het meest geschikt is om de ondergeschikten naar de gewenste doelen te leiden. De mogelijke stijlen zijn: steunend, directief, prestatiegericht en deelnemend.

Het Vroom- Yetton model heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het begrijpen van de omstandigheden waarin deelnemend leiderschap wel en niet gewenst is. Dit hangt bijvoorbeeld af van het belang van de beslissing die genomen moet worden. Het model is ingewikkeld en kan het best gevat worden als een leidraad voor het nemen van beslissingen en de mate van deelnemend leiderschap daarbij.

Leider-lid uitwisseling theorie is gebaseerd op de levenscyclus van een leider-volger relatie. Deze theorie stelt dat leiders verschillende gedragingen aannemen bij verschillende ondergeschikten. Het gedragspatroon van de leider ten opzichte van de ondergeschikte kan zich ontwikkelen over het verloop der tijd en hangt voor een groot gedeelte af van de kwaliteit van de relatie tussen de leider en de ondergeschikte.

  • Leden van de in-groep hebben een goede kwaliteit relatie met de leider en daarmee veel vrijheid om hun werkrollen te bespreken.
  • Leden van de uit-groep hebben een lage kwaliteit relatie met hun leider en weinig vrijheid hun rollen te bespreken.
  • Goede leider: een hoge kwaliteit relatie met een groot deel van de groep dan wel de gehele groep.


Vormen van leiderschap:

  • Transformationeel leiderschap: gedragingen van een leider die hun volgers transformeren door nobelere motieven zoals rechtvaardigheid en vrede aantrekkelijker te maken (Martin Luther King). Gebruikt vaak: inspirerende motivatie , individuele consideratie, geïdealiseerde invloed en intellectuele stimulatie.
  • Transactioneel leiderschap: hierbij doet de leider de gedragingen voor om de ondergeschikten te laten zien hoe ze gewenste doelen kunnen bereiken.


Charisma is een eigenschap die vaak geassocieerd wordt met een leider. Met charisma bedoelen we een kenmerk van een leider die volgers hypnotiseert en hen aanzet om zich met hem te vergelijken en te proberen hem voorbij te streven. Bij charismatische leiders zijn de volgers emotioneel gehecht aan deze leider, vertrouwen ze hem blindelings en zien zichzelf als onderdeel van het bereiken van de doelen van leiders (Hitler).

GLOBE is een internationaal onderzoeksprogramma dat probeert culturele verschillen in kaart te brengen. Kwaliteiten die overal gewaardeerd worden zijn charisma, integriteit en een teamoriëntatie. Om effectief te zijn als leider zal de leider moeten reflecteren op zijn eigen cultuur en die van de werknemers.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen