Vlucht of vecht reactie (Cannon): in een stressvolle situatie passen mensen en dieren zich aan door of te vechten of te proberen te vluchten.
Eslye was de eerste die onderscheid maakte tussen goede, constructieve stress (eustress) en slechte stress (distress).
- Algemene aanpassing syndroom: een bijna identieke reactie op bijna alle ziektes en trauma’s. dit syndroom bestaat uit drie fasen: alarmreactie (lichaam maakt zich klaar om met de stress om te gaan), verzetfase (individu richt zich op het omgaan met de originele stressbron en verlaagt verzet voor andere stressbronnen), uitputtingsfase (alle weerstand wordt opgegeven en er is volop ruimte voor negatieve consequenties).
Coping is de manier waarop mensen omgaan met stressoren.
- Probleemgerichte coping: is er op gericht om het probleem dat de stress veroorzaakt te veranderen of te managen.
- Emotiegerichte coping: is er op gericht om de emotionele reactie te verminderen.
Een stressor is een psychologische of lichamelijke eis waar het individu op reageert. Er zijn verschillende stressoren:
- Psychologische stressoren
- Interpersoonlijke conflicten: conflict met een collega/klant/ leidinggevende. Beslaat een heel spectrum van gedragingen, van een subtiele onvriendelijke gedraging tot knallende ruzie.
- Emotioneel werk: het reguleren van je emoties om te voldoen aan de eisen van de functie of de organisatie. Dit kan door oppervlakkig acteren tot het managen van je eigen emoties.
- Rol stressoren
- Rolambiguïteit: de werknemer weet niet precies wat er van hem verwacht wordt.
- Rol overload: wanneer een individu te veel verschillende rollen moet vervullen op hetzelfde moment.
- Rol conflict: de eisen van verschillende bronnen zijn niet in overeenstemming te brengen.
Een gebrek aan controle vormt een belangrijke bron van stress op de werkvloer. Het gaat hier voornamelijk om de perceptie van controle die de werknemer heeft, niet zo zeer om de werkelijke controle.
Naast psychologische stressoren zijn er ook nog fysieke/taak stressoren. Bijvoorbeeld lawaai, slechte ventilatie, werktempo en werktijden.
Uitdaging gerelateerde stressoren (challenge-related stressoren) zijn omstandigheden op het werk die voor veel stress zorgen, maar ook potentieel winst opleveren.
Hindernis gerelateerde stressoren (hindrance-related stressoren) zijn omstandigheden die de prestaties belemmeren.
Stress heeft een hoop consequenties. Deze consequenties kun je indelen in gedragsconsequenties, psychologische en lichamelijke/medische consequenties.
- Burnout (psychologisch) is een extreme staat van psychologische druk als gevolg van langdurige blootstelling van werkstressoren die teveel zijn voor het individu om mee om te kunnen gaan.
- Emotionele uitputting: wanneer individuen het gevoel hebben dat ze emotioneel gezien helemaal op zijn.
- Depersonalisatie: werknemers zijn zo verhard door hun werk dat ze klanten meer als objecten dan als personen gaan behandelen.
- Lage persoonlijke prestatie: de werknemer voelt zich niet in staat om op een efficiënte manier met de problemen om te gaan.
Omgekeerde U hypothese houdt in dat een laag niveau van stress kan leiden tot een betere prestatie terwijl een hoog niveau van stress leidt tot een slechtere prestatie.
Roterende diensten leiden vaak tot meer stress dan vaste diensten, zelf wanneer de nachtdienst de vaste dienst is.
Een samengedrukte (compressed) werkweek houdt in dat werknemers meer dan 8 uur per dag en minder dan 5 dagen per week mogen werken.
Flexwerken houdt in dat mensen zelf redelijkerwijs mogen bepalen hoe laat ze beginnen en hoe laat ze naar huis gaan, zolang ze hun uren maar maken.
Het eisen-controle model van Karasek gaat er vanuit dat er twee factoren belangrijk zijn voor het ontwikkelen van werkstress, namelijk werkeisen en individuele controle.
- Werkeisen: de intellectuele vereisten en de werklast.
- Werkcontrole: de combinatie van autonomie in het werk en de mogelijkheid om verschillend vaardigheden te gebruiken.
Lage eisen en hoge controle leidt tot banen met weinig druk, lage eisen en lage controle leidt tot passieve banen, hoge eisen met hoge controle leidt tot actieve banen en hoge eisen met een lage controle leidt tot banen met een hoge druk.
Persoon fit model van French stelt dat de mate waarin de persoon en de werkomgeving bij elkaar passen bepaalt welke mate van stress de werknemer ervaart. Een goede fit wil zeggen dat de vermogens en vaardigheden van de persoon goed passen bij de vereisten van de baan. Het model gaat niet uit van de werkelijke competenties van de werknemer maar van de perceptie die de werknemer ervan heeft.
Factoren die invloed hebben op of stressoren leiden tot het gevoel van stress en druk±
- Locus van controle: de overtuiging die personen hebben over of wat er gebeurt onder hun controle valt (interne locus van controle) of buiten hun controle valt (externe locus van controle). Mensen met een interne locus van controle ervaren over het algemeen minder stress en druk dan mensen met een externe locus van controle.
- Gehardheid: een set persoonlijkheidstrekken die verzet bieden aan stress. Geharde mensen ervaren controle over hun leven, ze voelen zich verbonden met hun familie en werkdoelen en waarden en zien plotselinge veranderingen als een uitdaging in plaats van een obstakel.
Mensen met een type A gedragspatroon zijn bijna constant bezig om zoveel mogelijk slecht gedefinieerde dingen uit hun omgeving te verkrijgen in een korte tijd. Deze mensen ervaren een constante tijdsdruk en hebben een sterke prestatiedrang. (verhoogd risico hart/vaat ziekten). Het
Type A gedragspatroon wordt ook geassocieerd met succes en goede prestatie.
Werkgerelateerde gezondheidspsychologie houdt zich bezig met het verbeteren van de kwaliteit van het werkleven, het beschermen en bevorderen van de veiligheid, gezondheid en het welzijn van werknemers.
- Primaire preventie strategieën: proberen stressoren op de werkvloer te elimineren of aan te passen. Dit kan gebeuren door het werk zo te ontwerken dat stressoren zoveel mogelijk geminimaliseerd worden. Cognitieve herstructurering houdt in dat de percepties en gedachten die leiden tot stress worden veranderd.
- Secundaire preventie strategieën: richting zich op het aanpassen van de reacties op stressoren die onvermijdelijk zijn. Deze strategieën zijn vaak gericht op het beperken van de schade.
- Tertiaire preventie strategieën: zijn gericht op het ‘genezen’ van de negatieve effecten van stressoren.
Een goede copingstrategie en preventiestrategie is het hebben van sociale steun. Dat wil zeggen dat je door formele en informele contacten met anderen, steun, hulp en informatie ontvangt. de buffer of moderator hypothese stelt dat sociale steun werkt als een moderator en helpt gezondheidsproblemen te verminderen doordat het mensen beschermd tegen de negatieve effecten van stressoren.
Gewelddadig gedrag kun je indelen in drie niveau’s:
- Niveau 1: zaken als roddelen, vloeken, maken van seksueel getinte opmerkingen en dergelijke
- Niveau 2: ruziën met klanten, leidinggevenden en collega’s, sabotage, opzettelijke breken van regels en bedreigingen.
- Niveau 3: moord, verkrachting, herhaaldelijk dreigen met zelfmoord, herhaaldelijke vechtpartijen, vandalisme enz.
Risicofactoren van gewelddadige werknemers zijn: alcohol gebruik, gewelddadige geschiedenis, moeite met accepteren van autoriteit.
De frustratie- agressie hypothese stelt dat frustratie leidt tot agressie (te breed, agressie is een van de mogelijke reacties op frustratie). Tegenwoordig stelt de theorie dat het ervaren van druk leidt tot gevoelens van frustratie en ontevredenheid. Wanneer een persoon weinig controle ervaart over de druk, dan zal de frustratie tot constructief gedrag leiden.
De gerechtigheidhypothese stelt dat sommige gewelddadige gedragingen van werknemers gezien kunnen worden als reacties op waargenomen onrechtvaardigheid ( gepest worden).