Menu

Het effect van de sociale zekerheid

Als gevolg van het invoeren van een verplichte werknemersbijdrage aan de sociale zekerheid dient de werknemer een percentage van zijn nominale brutoloon af te staan aan de overheid.

Het nominale nettoloon bedraagt bijgevolg: .

Het reële nettoloon bedraagt:

Reële nettoloon = wat de werknemer kan kopen met zijn loon

(zie figuur p 444)

De aanbodcurve wentelt naar boven => om eenzelfde reëel nettoloon te krijgen, hebben de werknemers nu een hoger reëel brutoloon nodig.

!!! hoe hoger het brutoloon, des te hoger de socialezekerheidsbijdrage.

  • in het nieuwe evenwicht is het brutoloon gestegen, maar het reële nettoloon dat de werknemers ontvangen, is gedaald en daarmee samenhangend is ook de terwerkstelling gedaald.

Een stijging van de werknemersbijdrage heeft kwalitatief dezelfde resultaten

Na het invoeren van een verplichte werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid, zijn de nominale loonkosten die de werkgevers betalen ( ) = het brutoloon + hun bijdragen aan de sociale zekerheid.

De bijdragen aan de sociale zekerheid wordt berekend als een percentage van het brutoloon

De reële loonkost bedraagt dan:

De invoering van een verplichte socialezekerheidsbijdrage voor de werkgevers heeft tot gevolg dat de vraagcurve naar arbeid naar beneden wentelt.

De vraagcurve van arbeid geeft immers weer welk reëel brutoloon de werkgever bereid is te betalen voor alternatieve hoeveelheden van de arbeidsinput.

De vraagcurve verschuift naar beneden bij een invoering van een socialezekerheidsbijdrage. De wenteling van de curve is opnieuw te wijten aan het feit dat de werkgeversbijdrage wordt berekend als een percentage van het brutoloon. Het nieuwe marktevenwicht is gesitueerd in het punt E1.

Het reële brutoloon is gedaald tot ( ). De reële loonkosten zijn echter gestegen en daarmee samenhangend is de tewerkstelling gedaald.

Analoge resultaten gelden bij een stijging van de werkgeversbijdrage.

De invoering van de werknemersbijdrage doet het reële brutoloon stijgen en de tewerkstelling dalen, de invoering van een wergeversbijdrage doet zowel het reële brutoloon als de tewerkstelling dalen. Bijgevolg doet de invoering van socialezekerheidsbijdragen de tewerkstelling zeker dalen.

Lezen: Belgische arbeidsmarkt gebukt onder loodzware belastingen (p 445)

Lees meer...

Het evenwicht

De globale vraag naar arbeid = som van de vraag van alle ondernemingen

Het globale aanbod = som van het aanbod van alle gezinnen

In de vorige delen gingen we ervan uit dat de gezinnen en ondernemingen zich lieten leiden door de hoogte van het reële loon.

We voeren nu de onderstellingen in van volmaakte mededinging op de arbeidsmarkt: individuele gezinnen en ondernemingen hebben geen invloed op het reële loon, ze kunnen vrij toetreden tot of uittreden uit de arbeidsmarkt, ze beschikken over perfecte informatie over het reële loon en arbeid is een homogene dienst.

Het marktevenwicht ontstaat waar de marktvraag naar het marktaanbod van arbeid aan elkaar gelijk zijn.

(zie figuur p 442)

Naast het reële loon beïnvloeden ook andere variabelen de vraag naar en het aanbod van arbeid. Ze veroorzaken verschuivingen van de vraag- of aanbodcurve: toename van de bevolking, toename van het niet-arbeidsinkomen, wijzigingen in de kapitaalvoorraad en technologische vooruitgang, alsook bijdragen aan de sociale zekerheid en de belastingen.

iemand wordt werkloos beschouwd als: hij bekwaam en werkwillig is, naar werk zoekt, maar geen betrekking vindt bij het geldende marktloon.

Bij volmaakte mededinging op de arbeidsmarkt bestaat er dus geen werkloosheid. Wie toch nog in de werkloosheidsstatistieken voorkomt, is vrijwillig werkloos: wie niet bereid is om tegen het vigerende reële loon zijn arbeidsdiensten aan te bieden.

Onvrijwillige werkloosheid kan slecht optreden indien het reëel loon om 1 of andere reden boven het evenwichtsniveau komt te liggen.

Een evenwicht in de arbeidsmarkt gaat gepaard met een bepaald niveau van werkloosheid. We spreken dan van natuurlijke werkloosheid.

Lees meer...

De individuele vraag naar arbeid

Bij het bepalen van de ingezette hoeveelheid van de productiefactor arbeid in het productieproces, gaan we ervan uit dat de onderneming streeft naar maximale winst.

  • De onderneming zal haar winst zien toenemen zolang een extra eenheid arbeid meer opbrengt dan zij kost.

marginale waardeproductiviteit (MWPa) = De verandering in de totale opbrengsten bij het inschakelen van een additionele eenheid arbeid.

De marginale kosten (MKa), bepalen we als de verandering in de totale kosten bij het inzetten van een extra eenheid arbeid.

Zolang de MWPa hoger is dan de MK is het voor de onderneming interessant om de tewerkstelling uit te breiden.

Een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van maximale winst wordt dus gegeven door:

MWP a = MFP a => De bijkomende output geproduceerd door een extra eenheid arbeid * de opbrengst van elke bijkomende eenheid output.

Wat de outputmarkt betreft, heeft de onderneming dus geen invloed op de prijs.

Marktprijs (p) = De ontvangst van een extra eenheid output.

Wat de arbeidsmarkt betreft, impliceert de onderstelling van prijsnemerschap dat de onderneming zoveel arbeid kan aanwerven als ze wil tegen het geldende loon; derhalve zijn de MK van arbeid gelijk aan het loon (w)

=> w = p * MFPa

 w/p = MFPa

(zie figuur p 440)

Een noodzakelijke voorwaarde voor maximale winst is dus dat het reële loon gelijk is aan MFPa. Daaruit kunnen we de vraagcurve van arbeid afleiden.

We veronderstellen afnemende MFPa bij toenemende arbeidsinzet => MFPa-curve heeft een negatieve helling.

Een winstmaximaliserende onderneming zal het tewerkstellingsvolume en dus haar vraag naar arbeid aanpassen, zodanig dat de MFPa = reële loon.

Voor elk niveau van het reële loon wordt de vraag naar arbeid bepaald door het bijhorende punt op de MFPa-curve. De vraagcurve van arbeid valt dus samen met de curve van de MFPa.

Alle factoren die de MFPa beïnvloeden, zijn determinanten van de ligging van de vraagcurve van arbeid.

Bij een gegeven reëel loon zal de toename van de kapitaalvoorraad dan ook resulteren in een verhoogde vraag naar arbeid. Technologische vooruitgang kan de MFPa-curve naar boven of naar beneden doe verschuiven. In het 1e geval neemt de vraag naar arbeid toe, in het 2de geval neemt ze af en spreken we van arbeidsbesparende technologische vooruitgang.

Lees meer...

Het individuele aanbod van arbeid

We gaan ervan uit dat het arbeidsaanbod van een individuele werknemer afhangt van het loon.

= de prijs die hij ontvangt voor zijn arbeidsinzet, en van zijn niet-arbeidsinkomen (inkomen uit vermogen en overheidstransfers)

w/p A 1 A0

toename van het niet-arbeidsinkomen

1

hoeveelheid arbeid

We onderstellen dat het aanbod van arbeid afhangt van wat de werknemer met zijn loon kan kopen => van het reële loon.

we nemen aan dat er een positief verband bestaat tussen het arbeidsaanbod en het reële loon.

  • Een hoger loon doet de opbrengst van een extra uur arbeid stijgen, maar er is een stijging van de kost van vrije tijd.
  • Het arbeidsaanbod stijgt en de vraag naar vrije tijd daalt.
  • Een stijging van het loon = een stijging van het inkomen.
    • Indien vrije tijd een inferieur goed is zal de vraag ernaar toenemen.
  • Indien de koopkracht van een loon stijgt, zijn de mensen meer bereid om te werken en mensen die voorheen niet in de arbeidsmarkt waren, zijn nu wel bereid om te werken.

Een stijging van het niet-arbeidsinkomen doet de vraag naar niet-inferieure goederen toenemen (incl vrije tijd).

Het arbeidsaanbod neemt dus af en de aanbodscurve verschuift naar links.

A1 is de aanbodcurve na een stijging van het niet-arbeidsinkomen.

Lees meer...

Enkele begrippen

Loon = de vergoeding die wordt betaald voor de arbeidsprestatie.

Brutoloon = de contractueel overeengekomen bezoldiging voor het uitvoeren van een arbeidsprestatie.

Nettoloon = het loon dat de werknemer uiteindelijk overhoudt na het betalen van zijn bijdrage aan de sociale zekerheid en de inkomensbelasting.

Komt overeen met de producentenprijs

Loonkosten voor de werkgever = brutoloon + werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid + andere kosten verbonden met een arbeidscontract (vb. koster van verzekering tegen arbeidsongevallen)

Komt overeen met de consumentenprijs

Nominale loon = het bedrag in geld

Reële loon = de koopkracht van dit bedrag

Dit wordt berekend als de verhouding tussen het nominale loon en een prijsindexcijfer.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen