Menu

Filosofie en ideologie

Het verschil tussen filosofie en ideologie is totaal.

Ideologie = een samenhangend mensbeeld dat steun en zekerheid geeft, al dan niet bewust wordt opgedrongen en antwoorden geeft maar geen vragen laat stellen

→ het is een verstard mensbeeld dat gecontroleerd wordt door autoritaire en absolute gezagsinstanties (priesters, partijleiders, professoren) die geen tegenspraak dulden en de anderen als ketters of dissidenten vervolgen.

→ helpt bovendien de traditionele zuilen in stand te houden

Geloven = het verplicht aannemen bij een ideologie, men stelt geen vragen

Lees meer...

Filosofie en godsdienst

De bovenvermelde vragen naar de oorsprong van de wereld en mens, de zin van het bestaan en het onderscheid tussen goed en kwaad worden zowel door de filosofie als door de godsdienst behandeld, maar de methode (de weg) om tot een antwoord te komen verschilt.

In de filosofie is er geen plaats voor een boven- of buitenmenselijke openbaring, waarin bepaalde waarheden aan de gelovigen worden meegedeeld en door hen worden aanvaard. De filosofie verwerpt deze geopenbaarde waarheden niet noodzakelijk, maar beperkt zich tot een kritisch-rationele benadering van dezelfde problemen.

In bepaalde periodes (bijvoorbeeld de Griekse tijd) gaat de filosofie tegen de overgeleverde religieuze mythologie in. Vandaar dat bijvoorbeeld Socrates van atheïsme beschuldigd werd, terwijl de relatie in andere tijden veel harmonieuzer en conflictloos was.

De godsdienst spreekt zich soms uit op terreinen waar de filosofie geen antwoord kan geven of tenminste de vraag ophoudt.

Lees meer...

Het belang van de filosofische traditie

Om vanuit het vanzelfsprekende mensbeeld tot de filosofie te komen, moeten we door drie belangrijke fasen gaan: het geleefde, het gesproken en het besproken wereldbeeld.

(a) het geleefde geëxisteerde mensbeeld

  • krijgen we van onze ouders en omgeving mee
  • we leven volgens de waarden en verklaringen die ons milieu deelt
  • dit geleefde mensbeeld is vrij onbewust en tegelijkertijd bepaalt het heel ons denken en handelen van vroeg tot laat

(b) het gesproken mensbeeld

  • in elk van deze groepen komt een moment, waarop het onbewust geleefde mensbeeld uitgesproken wordt, waarin we de overgang vieren van de kindertijd naar de jonge volwassenheid
  • ritueel gebeurt dat door de vieringen van het Vormsel, het Feest van de Vrijzinnige Jeugd of het joodse Bar-Mitvah feest
  • in elk van deze vieringen kiezen de jonge volwassenen nu zelf voor een mensbeeld waarin ze zijn opgegroeid
  • het is de eerste keer dat openlijk voor een bepaalde godsdienstige of humanistische overtuiging gekozen wordt

(c) het besproken mensbeeld

  • filosofische benadering
  • in deze fase worden de eigen en ook de andere mensbeelden kritisch bekeken en gebeurt het, dat men ofwel het vroegere mensbeeld verwerpt of er deze keer zeer bewust en overtuigd opnieuw voor kiest
  • vereist een dieper inzicht in ons zelf en onze omgeving en de moed om dit nieuwe inzicht ook in de praktijk om te zetten, vaak met zware offers
  • vb.: keuze UA : pluralistisch → men sluit zich aan bij verschillende levensbeschouwingen, actief pluralisme

Lees meer...

Wat is filosofie (deel 2)?

Filosofen waren mensen die in de bloeiende handelssteden en havens van Klein-Azië en later in de grote Griekse metropolen een antwoord zochten op de reeks vragen die tot dan toe door mythologie en godsdienst behandeld waren of die om praktische redenen opzij geschoven werden:

  • Waar komt de wereld vandaan en waaruit bestaat dit heelal? (kosmologie)
  • Hoe bereiken we de beste vorm van menselijk samenleven? (politiek)
  • Bestaat er een absolute waarheid en hoe kunnen we die kennen? (epistemologie, kennisleer)
  • Wat noemen we goed en kwaad, en waarom? (ethica, moraal)
  • Wat zijn de regels van het denken? (logica)

Priesters vertelden de mythen van de stam verder, maar er komt een punt in het sociale en historische groeiproces, waarop deze mooie verhalen niet meer volstaan en de nieuwsgierigheid is gewerkt. Het is deze nieuwsgierigheid, gekoppeld aan de groeiende ervaring (experimenten, reizen, contacten met andere culturen) die de drijfveer blijft van alle wetenschappelijk en uiteraard filosofisch denken.

  • Filosofie = wijsbegeerte, een manier van denken
  • Economie, sociologie, psychologie,… zijn voortgekomen uit de filosofie
  • Filosofie (waarden en normen) ↔ religie (dogmatisch)
  • Wijsbegeerte = leer en wetenschap der begrippen in hun hoogste algemeenheid opgevat
  • Inzicht en zinzicht: nieuwsgierig naar de oorsprong
  • Filosofie is ontstaan dankzij de economische activiteit

De filosofie breekt met mythen, voorwaarden om aan filosofie te doen:

  • Ervaring opdoen = tijd om te denken
  • Geïnteresseerd, gemotiveerd en nieuwsgierig zijn

→ de motor van de wetenschap

Wegen om aan wetenschap te doen:

  • Inductieve weg ↔ deductieve weg
  • Empirisch ↔ rationeel

Lees meer...

Indeling van de menswetenschappen

Onderscheid tussen:

  • De alfa-wetenschappen: wetenschappen die menselijke producten en praktijken als studieobject hebben. Er zijn 2 soorten:
    • De gedrags – en sociale wetenschappen: onderzoeken het gedrag van de mens. Vb. economie, sociologie, psychologie
    • De cultuur – en taalwetenschappen: onderzoeken de menselijke producten. Vb. geschiedenis, rechtswet., kunstwet., linguïstiek
  • De beta-wetenschappen: natuurwetenschappen, inclusief de toegepaste wetenschappen. Vb. biologie, chemie, wiskunde, fysica
  • De gamma-wetenschappen: medische wetenschappen.

Er bestaan nog andere onderverdelingen:

  • De formele of deductieve wetenschappen (vb. logica en wiskunde) tov de ervarings – of empirische of inductieve wetenschappen (vb. alle andere wetenschappen)

empirisch = feitelijke verbanden leggen, proefondervindelijk

deductie = uitgaande van het meer algemene, tot het bijzondere besluit

  • Onderscheid door exactheid: De exacte (vb. natuurwetenschappen) tov de rest

alle wetenschappen streven naar exactheid

  • Onderscheid door methode: De natuurwetenschappen tov de geesteswetenschappen (Wilhelm Dilthey):
  • De natuurwetenschappen:
    • Studieobjecten interpreteren de omgeving niet
    • Ze trachten te verklaren → Erklären
    • Causale samenhang
  • De geesteswetenschappen:
    • Studieobjecten interpreteren de omgeving
    • Ze trachten te begrijpen → Verstehen
    • Betekenissamenhang: voor het achterhalen van die betekenis moet je een bijzondere kennisweg gebruiken: de Einfühlung.

Lees meer...

De vragen naar zin, in- en uitzicht blijven

  • Fenomenologie

- Augustinus: nadruk op ‘de kenniskracht van de emotie’ (bemin en doe wat je wil)

- Blaise Pascal: het hart heeft bepaalde noden die de rationaliteit niet kan bieden

- Fenomenologie van Kant: ‘de leer van de verschijnselen van dingen’ t.o.v. het niet te vatten Ding-an-sich

-Fenomenologie van Hegel: het aan zichzelf ‘verschijnen’ van de geest doorheen de natuur en de geschiedenis, vanuit de zintuiglijke kennis tot het absolute wezen

- Moderne fenomenologie: Husserl, Heidegger (fenomenologische methode, hoe tot kennis komen? )

    • Edmund Husserl (19e – 20e eeuw)

- Fenomenologische methode:

* volledige concentratie

* onszelf van alle vooroordelen ontdoen

= fenomenologische reductie: men reduceert het denken tot het object

= soort beschrijvende/descriptieve psychologie

- Fenomenen zijn de werkelijkheid: geen onderscheid tss fenomeen en ding-an-sich

We moeten tot het wezen van die fenomenen doordringen want het zijnde verschijnt slechts in en door de fenomenen.

à daarom is fenomenologie volgens Husserl de basis wetenschap

- Het fenomeen (waargenomen object) verschijnt in mijn bewustzijn maar is meer dan wat in mijn bewustzijn verschijnt

Vb: kland (sirene) verschijnt in mijn bewustzijn, maar wordt veroorzaakt door een ambulance à we moeten vanuit het bewustzijn tot het wezen van de zaken zelf gaan (de Wesensschau)

- artistieke, poëtische visie (vb kunstenaar ziet landschap anders dan verstrooide wandelaar)

    • Jean-Paul Sartre (20e eeuw)

- 2 polen:

* zinvraag: humanistisch atheïstisch existentialisme

* uitzicht-vraag: een sociale filosofie

  • Humanistisch of atheïstisch existentialisme

 L’existence précède l’essence: het menselijke zijn is een toevalligheid

(een zeker determinisme)

‚ La réalité pour moi: alleen de werkelijkheid die je zelf (subjectief) beleeft is van belang, je moet je niet laten leiden door wat anderen zeggen

ƒ Exister c’est choisir: de mens is fundamenteel vrij (het determinisme is dus tegelijkertijd verweven met vrijheid) deze vrijheid is zowel een gegeven als een opdracht

„ L’existentialisme est un humanisme: (p.87)

Determinisme kan leiden tot wanhoop omdat er geen enkele oplossing schijnt te zijn

Hierdoor zou je kunnen doen wat je wilt, omdat er geen straffende of belonende god is.

Sartre verwerpt deze verwijten, existentialisme maakt een écht menselijk leven mogelijk, door de verwerping van het godsidee, krijgt de mens keuzevrijheid ‘de mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt’

We moeten niet enkel handelen in eigenbelang maar denken aan onze medemens. à onze verantwoordelijkheid omvat de hele wereld

  • § Sartres sociale filosofie

- Critique de la raison dialectique:

 Kapitalisme fundamenteel in vraag stellen

‚ Belang van het individu, met zijn emoties, erkennen

ƒ Marxisme : interpretatie van geschiedenis en werkelijkheid

Existentialisme: de concrete benadering van deze werkelijkheid

Marxisme zonder existentialisme = dogmatisme (verstarring)

Existentialisme zonder marxisme = pessimisme (het absurde) [Heidegger/Jaspers]

of

soort religie (god als toevlucht uit angst) [Kierkegaard/Marcel]

    • Het christelijke existentialisme van Marcel (19e – 20e eeuw)

- De hedendaagse mens kent geen verschil meer tussen het zijn (ons wezen) en het hebben

We zijn slaaf geworden van wat we hebben.

- Onderscheid tussen probleem (iets wat buiten mij staat en dat ik kan onderzoeken) en mysterie (iets waarin ik zelf met mijn hele wezen betrokken ben)

het ‘zijn’ is een mysterie

    • De joodse existentiefilosofie van Buber en Levinas (19e – 20e eeuw)

Buber:

- Ich und Du: de mens staat op 2 manieren in de wereld

* ich-du: relatie tussen ik en jij (andere mensen of God) door deze relatie met een ‘jij’ worden we pas écht ‘ik’

* ich-es: de ervaring van de dingen rond ons

Verschuiving van du naar es: we ervaren onze medemensen vaak als dingen, in plaats van met hen in relatie te treden

- Hij ijvert voor het streven naar een utopie: ideaalbeeld van een gemeenschap waar iedereen de anderen als ‘du’ en dus als gelijke beschouwt

Levinas

- Ons bestaan is een oproep en een opdracht (in de lijn van Sartre)

- Risico tot verlies van de uitzichtvraag; (niet enkel denken aan zelfontplooiing maar ook verantwoordelijkheid opnemen voor anderen)

- De kern van de werkelijkheid ligt hem in de ervaring van de Ander, men moet anderen steeds voorop plaatsen (inzicht in de werkelijkheid brengt ons tot uitzicht op juiste handelen)

    • Ernst Bloch (19e – 20e eeuw)

Op welke manier vind je de vraag naar zin, inzicht en uitzicht terug bij Bloch? (examenvraag!)

    • Ludwig Wittgenstein (20e eeuw)

- Tractatus logico-pilosophicus: ‘Waarover je niet praten kan, daarover moet je zwijgen’

maakt een verschil tussen het ‘zegbare’ en dat wat op een ander manier benaderd moet worden

- Philosophische Untersuchungen: Taal wordt altijd gebruikt binnen een welbepaald ‘taalspel’ waarvan we de regels moeten kennen om de zin van de uitspraken te kunnen begrijpen

- Op welke manier vindt je de vraag naar zin, inzicht en uitzicht terug bij Wittgenstein?

(examenvraag!)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen