Horigheid, grondheerlijkheid en hofstelsel
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Reageer als eerste!
Grondheerlijkheid
Grootgrondbezitters kregen op de duur verregaande zeggenschap over de boeren die op hun landgoederen gevestigd waren
- uitte zich in beperkte bewegingsvrijheid van de horigen:
- mochten zich niet zomaar elders vestigen
- van hun nalatenschap kreeg de domeinheer het beste deel
- domeinheer sprak ook recht en in ernstige gevallen werd de horige overgeleverd aan de koninklijke rechtbanken(tenminste daar waar die functioneerden)
- De basis van deze macht zou liggen in de als natuurlijk beschouwde macht van aristocraat, grootgrondbezitter en eigenaar van mensen
- Duitse historici spreken in dit verband van grondheerlijkheid (Grundherrschaft) en grondheren, met een vermenging van publieke en private belangen.
Surplusextractie en arbeidsdwang
= overheveling van overschotten uit de landbouw naar de aristocratie die niet aan vrije marktwerking werd overgelaten maar onder niet – economische, met grondheerlijke macht verbonden dwang tot stand kwam
Surplusextractie: hoe?
- schema op bladzijde 109 :eenvoudig model van economische kringloop toegepast op boerenhuishoudens:
- De drie meest gekende productiefactoren(grond=natuur, arbeid en kapitaal) leveren in verschillende stadia mogelijkheden om surplussen af te tappen(aangeduid met de cijfers 1, 2, 3, 4)
- overlevingseconomie of subsistentie-economie >> rechterhelft van het schema (dwz. verkoop) stelt niet veel voor.(men noemt het peasants)
REDEN: men gebruikt alles wat men zelf produceert: als veevoer, zaad, voedsel, schoeisel, behuizing, werktuigen,brandstof…
Surplusextractie: wanneer?
De aftapping (surplus-extractie volgens Marx-historici) ten voordele van de aristocratie gebeurt op de 4 punten:
- 1ste punt: rechtreeks via geleverde arbeidsprestaties
- 2de punt: via levering deel agrarische productie
- 3de punt: via levering niet-agrarische productie
- 4de punt: niet zoveel meer blijft over in geldbetaling na evering(indien nog surplus dus) bij de verkoop van opbrengsten op de markt.
Diensten afstaan aan de heer
- Arbeidsdiensten: naast eigen grond ook Saalland bewerken
- Niet agrarische inkomsten afstaan (> huisnijverheid)
- Opbrengsten van het eigen domeintje
- Uitzonderlijk: geldbetalingen
Organisatie grootgrondbezit
Om die surplus-extractie soepel te laten verlopen was het grootgrondbezit in de karolingische tijd georganiseerd in domeinen of (vroen)hoven.
>>> 2 soorten land:
Saalland / herenland / terra indominicata
- Beheerscentrum
- Belangrijke gebouwen (bv. huis van de heer = casa indominicata)
- Curia à rechtspraak
- Grote hals
Hoevenland
- Vormt merendeel van het domein
- Erfelijke lapjes grond van de horigen (servi casati) à tegenprestatie = deel van hun arbeid leveren
- Horigen zonder hoeve (servi non casati) en echte slaven leverden ook hun arbeid
Horige hoeven
- Een horige hoeve omvatte meestal 10 tot 15 ha. Lijkt veel, maar veel braak en rest weinig opbrengst.
- Soms onderscheid tussen vrije en onvrije hoeven. Verschil niet altijd zo duidelijk
- Vrije : minder belast dan onvrije. Of het bezit van onvrije of vrije hoeven ook sloeg op de onvrijheid of vrijheid van hun bezitters is niet zo duidelijk.
Andere vormen domaniaal stelsel
Er waren talrijke varianten:
- tussen Rijn en Loire: de geschetste variant
- overzijde Rijn en Italië: kleine domeinen met alleen saalland tot domeinen zonder saalland waarbij de saal slechts diende als verzamelpunt voor afdrachten van de horige boeren uit de omgeving
- in Middellandse Zeegebied: niet overal doorgedrongen: daar meer vrije boeren, terwijl grootgrondbezitters nog werkten met slaven
- Pauselijke staten en zuid-italie: indirecte exploitatie(erfpacht aan boeren, die dan wel aan de grond gebonden waren, dus horigen, maar geen verplichting tot arbeidsprestaties)
Polyptieken als bron
= inventarisachtige beschrijvingen die van het goederenbezit van een aantal grote kloosters in de Karolingische tijd zijn gemaakt
- Grootschaligheid en interne specialisatie
- Representativiteit? >> * geografische specificiteit: uit beperkte regio
* hoogontwikkelde abdijeconomie: niet alleen uit abdijen (niet kloosterlijke landbouw was waarschijnlijk veel minder rigide)
Beoordeling van het domaniale stelsel
Naast de surplus-‘extractie omvatte het een nieuw element: de binding van boeren in het bezit van ‘eigen’ productiemiddelen aan (grond)heren door middel van niet – commerciële arbeidsdiensten
Oorzaken
1) geringe bevolkingsgroei= weinig arbeidspotentieel
2) slecht functioneren van de markten(ook de arbeidsmarkt)
3) teloorgang publieke belastingheffing(dus geen alternatieve inkomstenbron)
Daarom moest surplus – extractie plaatsvinden aan de agrarische basis
Waardering loopt sterk uiteen:
- Pessimistische visie: lage opbrengsten tegenover hoge transport- en toezichtkosten.
- Positieve: maakte zekere spreiding en arbeidspecialisatie mogelijk, waardoor juist hogere productiviteit en commercialisering (vb. Luik = domein uitgegroeid tot echte stad).