Menu

Origine van de Westerse milieubeweging – Origins of Western Environmentalism

Ontstaan

De wortels van het onstaan zijn meestal 200 jaar oud en zijn gegroeid in de Tropen. De Europese milieubeweging begon in de 18e eeuw. Twee elementen:

- Kolonialisme: de ecologie van de tropische eilanden en landen werd bedreigd, Europa gebruikte dit als een metafoor, ze trokken de problematiek van de ecologie door naar de volledige wereld, de problematiek werd globaal.

- Ontstaan van een gemeenschap van natuurwetenschappers die voor het behoud van het milieu ijverden.

Verloop

1) Het beeld van een onaangeroerd tropisch eiland was lang de utopische Westerse visie. Exotische landen werden gezien symbolen van ideale landschappen. Dat is een belangrijk motief voor natuurbehoud.

2) De natuur werd kwetsbaar door de toenemende kolonisatie.

3) 17e eeuw: men begon zich te realiseren dat het Europees kolonialisme en kapitalisme wel eens schadelijk en destructief zou kunnen zijn ten opzichte van het milieu. Buitenlandse bedrijven beschadigen ‘idyllisch’ terrein.

3’. Deze evolutie is gelinkt aan de groeiende sociale invloed en activiteit van wetenschappers. Ze waren een essentieel deel van de administratieve machine van de buitenlandse bedrijven. Deze wetenschappers moesten de plaatselijk fauna, flora en geologie begrijpen voor commerciële redenen.

4) Naarmate de bedrijven nog meer territoria in handen kregen, werden nog hogere administratieve en technische eisen gesteld aan de wetenschappelijke gemeenschap.

5) 19e eeuw: academies en wetenschappelijke gemeenschappen werden opgericht in de nieuwe territoria; deze instituties gaven wetenschappers de kans om hun bevindingen over het effect van het imperialisme op het milieu te communiceren via ontmoetingen en publicaties, erover te debatteren.

5’. Terzelfder tijd: een groep van mensen begon kritisch en analytisch na te denken over de processen van ecologische verandering en de behoefte voor landcontrole.

Lees meer...

Het beheer van het landschap: machtspolitiek of solidariteit met de bewoners?

  1. De werking van de waterschappen

- Zeer belangrijke rol in sociaal-economische en landschappelijke evolutie

- Beheer van binnen- en buitenwater in afgebakende regio’s

- Niet veel kennis over de werking en organisatie van waterschappen

- In de eerste plaats associaties van eigenaars (gelanden), hoewel ze juridisch gezien worden als openbare instellingen

  • Wie zetelt er dan in het bestuur van deze organen?

- Enkel de belangrijkste eigenaars beheerden het waterschap

- Meestal was de regel dat de boeren die in de waterschappen woonden en werkten niet rechtstreeks betrokken waren in het beheer (uitzondering: de rijkste pachters werden in de 15de eeuw soms ingeschakeld voor de ophaling van de geschotten)

  • Pachters werden al gauw de speelbal van de eigenaars, die enkel geïnteresseerd waren in rendement

- De eigenaars bepaalden en betaalden zelf de lasten voor het onderhoud, de geschotten

  • Er zijn aanwijzingen dat hun beleid niet in functie stond van goed onderhoud en dat ze niet in het minst zijn overgegaan tot dijk- en waterstaatsonderhoudspolitiek

  • In hoeverre lag de reële beslissingsmacht bij de waterschappen zelf?

- Waterschappen functioneren niet in een institutioneel-politiek vacüum

-Het grafelijk gezag was al zeer vroeg betrokken bij het beheer

- Andere bestuurlijke instellingen zoals de steden, de kasselrijen* en de ambachten* zijn ook van groot belang

- Kasselrijen: grote bestuurlijke instellingen van de graaf in het Graafschap Vlaanderen, vanaf de 12de eeuw

- Ambachten: kleinere, vroegmiddeleeuwse bestuurlijke omschrijvingen van de graag die in de kustvlakte doorleefden maar in binnen-Vlaanderen vervangen werden door heerlijkheden

û Waterschappen moeten soms als partners, maar ook als tegenstrevers hebben gefungeerd (bv. voor de economie van de stad Brugge is de waterhuishouding in haar omringende gebied van zeer groot belang)

û De steden konden ook indirect invloed uitoefenen op de waterschappen, via het omvangrijke buitensteeds grondbezit van de stadspoorters, die als eigenaars mee het beleid van de waterschappen bepaalden

  • De centrale overheid

Dat de centrale steeds weer getracht heeft een zekere controle over de waterschappen te verwerven, heeft te maken met de bevoegdheid van deze instellingen om eigen belastingen- watergeld of geschot- te innen

  • Geschotgelden

Tijdsdimensie

- Vroege 14de E: (Memoriaal van de Brugse vrijlaat Simon de Rikelike) Geschotgelden zijn aan de lage kant

- 15de E: (Seppe De Vreese- Archief van de Gentse St-Pietersabdij) Geschotgelden- in periode van grote stormvloedschade- waren relatief laag. Enkel jaren ná de grote overstromingen kenden een duidelijke stijging van lasten (zie grafiek, pg 472)

  • Na een periode van investering probeerde men het geld zo snel mogelijk terug te winnen door de geschotgelden een tijd laag te houden

- 16de E: (Adri de Kraker) De kosten van onderhoud en vernieuwing stegen sterk, met aanzienlijke regionale verschillen (zie grafiek, pg 471)

  • De prijzen vertoonden een vergelijkbare inflatoire tendens, dus deze gestegen investering kan in belangrijke mate worden gerelativeerd

- 17de E: (Piet van Cruyningen) Voor het eerst een fundamentele stijging van de geschotgelden, wanneer overstromingen in aantel en intensiteit zijn verminderd

  • Ø Einde van een tijdperk onderinvestering in duurzaamheid?
  • Ø Wijzigingen in het bestuur en het beheer van de waterschappen
  • Ø Geschotgelden werden doorgerekend aan pachters > Bedrijfsmoeilijkheden nemen toe > Verdere bedrijfsconcentratie en verlaten van hoeves

Ruimtelijke dimensie

Er zijn belangrijke verschillen tussen de verschillende waterschappen en polders met betrekking tot de hoogt van het watergeld (= een steekproef in de rekeningen van het Brugse St-Janshospitaal)

  • Ø Consequenties voor de beheerstrategie van de grootgrondbezitters (zie volgende)

  1. B. Polderboeren en –eigenaars: ‘flexiebel’ grondbeheer ten koste van het landschap

De waterschappen kunnen niet los gezien worden van de beheerspolitiek van de grootgrondbezitters van wie ze financieel en bestuurlijk afhankelijk waren.

  • Risicovol bestaan in de Polders en (2) problemen met binnenwater die groter werden naarmate de inpoldering opschoof > vereisten (1) zekerheid van bezit en (2) zo weinig mogelijk inkomensverlies

  • Voordeel voor nieuwe investeerders

- Geen ‘pottenkijkers’ aan de kust (machtige leekheren gebruiken hun rechterlijk macht om grootgrondbezitters af te remmen in Binnen-Vlaanderen)

- Ze konden inkomsten innen die niet uitgehold werden door inflatie

  • Klassieke cijnzen zijn er minder ingeburgerd
  • Abandonrecht: grond kwam als vrije eigendom in handen van grootgrondbezitters

Studie van ‘van Bavel’ (1999) over het Rivierengebied in Nederland

= Prachtig staaltje van deze politiek

û Binnen-Vlaanderen: veel grond al heel vroeg uitgegeven in cijns, tegen kleine en onaanpasbare bedragen , met grote eigendomsrechten voor de cijnshouders die de facto eigenaar werden > grote ontwaarding in 13de en 14de eeuw

û Kuststreek: Termijnpacht: contracten van korte duur/ Cijns/ Erfpacht : tegen een niet aanpasbare som die dichter tegen de grondwaarde stond dan de cijns/ Leen

Zie ‘Ten Duinenabdij, pg 474

  • De rol van het ‘abandon’ in de kustregio’s

û Een gelande of grondeigenaar betaald zijn watergelden niet > onteigeningsprocedure: het eigendomsrecht gaat over naar andere eigenaars of het waterschap zelf

û Herbedijking na overstroming > land kan via gelijkaardige procedure (onteigening) in handen komen van de ‘leggers’ – vaak enkele grote gelanden

û Lenen > analoge procedure waardoor veel grond in handen komt van grootgrondbezitters

û Gelanden hebben geen geld om te herbedijken > kunnen niet functioneren als legger > landsheer schenkt dit recht weg aan andere kapitaalkrachtige bedijkers > rijkste gelanden konden hun gebied uitbreiden door overstromingen

û Bezittingen van grootgrondbezitters waren niet geconcentreerd in één bepaald gebied!

De lasten lopen hoog op in een bepaald gebied ( grootgrondbezitters kunnen de hoogste lasten door financiële moeilijkheden niet meer betalen) > ontstaan rendementsverschil tussen verschillende bezittingen > grondbezit in een bepaald gebied opgeven

KETTINGSREACTIE: waterschap moet steeds hogere geschotgelden vragen en zag toch z’n inkomsten op termijn verminderen > dijk- en sluisonderhoud krijgt onvoldoende aandacht

û Een grote mobiliteit van het (groot)grondbezit, die typisch lijkt voor Kust-Vlaanderen en dit in tegenstelling tot Binnen-Vlaanderen

  • In de globale beheersstrategie van de grootgrondbezitters hebben de tienden een grote rol gespeeld

In hoeverre is de regel ‘de bedijker int de tienden’ effectief toegepast?

- Vele rechtszaken over tiendinning

- Enkele grote tiendschuren in de kuststreek

Er werden veel waardevolle gewassen verbouwd > de grootgrondbezitter int naast de pacht ook nog eens de tienden (geld dat in verhouding snel en gemakkelijk was verdiend)

  • Alle groepen droegen direct of indirect de kosten van het waterbeheer

- Kleine boeren hadden weinig financiële reserves voor de lastenstijging in crisisjaren te dragen

- Grote boeren probeerden te overleven om te speculeren op de graanmarkt

RESULTAAT: verdwijnen van te kleine hoeven die in handen vielen van de grotere

Lees meer...

Maatschappelijke organisatie in het kustlandschap: de maatschappelijke context van de boeren

  • Bedrijfsstructuur en de organisatie van het grondbezit en grondgebruik spelen een centrale rol in elke analyse van een rurale samenleving

Tegengestelde evolutie ‘kustboeren’ uit de kustvlakte en ‘zandboeren’ uit binnen-Vlaanderen:

- Bedrijfseconomische structuur

- Evolutie en chronologie

Kust-Vlaanderen:

- omstreeks 1300 veel meer inwoners > bevolkingsdaling op lange termijn

- met gestage evolutie naar grotere bedrijven toe

- late middeleeuwen: behoorlijke verkleining van het areaal van de kustvlakte

Binnen-Vlaanderen:

van in 13de eeuw: ontwikkeling van kleine bedrijven die op lange termijn- met onderbrekingen en remmingen- steeds kleiner werden tot midden 19de eeuw

û Aard van bedrijven

Kust-Vlaanderen:

- commerciële gewassen (tarwe, gerst, meekrap) en veeteelt > productie voor markt met commerciële ingesteldheid

- loop van 18de eeuw: groei aantal grote bedrijven, reuze-bedrijven bleven in de minderheid > evolutie naar commerciële middenklasse

- industriële bedrijvigheid in turfwinning ging achteruit > vanaf 17de eeuw, tendens om te verkleinen, maar de meeste bleven overeind

Binnen-Vlaanderen:

- grote divergentie tussen enkele grote bedrijven en meerderheid van microbedrijfjes

Kleine bedrijven = peasant-bedrijven

‘commercial survival economy’

- produceren om (1) te overleven en (2) hun kinderen een stuk grond te bezorgen

- produceren voor de markt, maar met geen commerciële ingesteldheid, als onderdeel van hun overlevingsstrategie

- tendens om steeds kleiner te worden

- zeer inventief in overlevingsstrategie

  • enorme input van arbeid > hoge opbrengsten per hectare
  • nieuwe technieken gebruiken om opbrengst te verhogen (introductie klaver, nateelten), wat hun toeliet om nog meer op te splitsen

- rurale linnennijverheid kwam in deze regio tot ontwikkeling, ook als onderdeel van de overlevingsstrategie

  • Evolutie van het concentratieproces

- Microstudie betreffende een regio in het noordwestelijk deel van de Brugse Vrije (met name het ambacht Oostburg), A. Verstockt, 1998

- aantonen hoe het concentratieproces voortschreed tussen late 14de en late 16de eeuw

- basis was een reeks unieke tekeningen van de Gentse Sint-Pietersabdij > evolutie van grondgebruik; zie grafiek pg 464

- Kleine bedrijven, voor aanvang 14de eeuw nog in Oostburg, werden in de late Middeleeuwen en in de loop van de zestiende eeuw uitgerangeerd door middelgrote en grote bedrijven > definitieve ommekeer naar allesoverheersend groot bedrijf

- Loop van 17de en 18de eeuw: deze evolutie door, op een trager ritme

- Late 18de eeuw: zekere tendens tot omkering

- De geschetste evolutie is voorlopig > bronnen (archieven van polders en waterschappen) laten toe deze evolutie te schetsen

- Eerdere fase: eenvoudige lijsten van grondbezitters aangelegd voor repartitie van de lasten van het dijk- en waterbeheer

- Begin 15de eeuw: bestuur van waterschappen maken ommelopers of lijsten (zie afbl pg 456) met beschrijvingen van de landerijen in die waterschappen, met het oog op het innen van geschotgelden (= lasten te betalen door eigenaars of gelanden voor het beheer van het water)

- Bedrijfs- en bezitsconcentratie ging ook gepaard met het opgeven van talrijke hoeven

- opnieuw veel informatie uit polderbesturen en waterschappen; zie vele voorbeelden, pg 465-466 (de beschreven voorbeelden in de vele ommelopers zijn geen hoeven die rechtstreeks verlaten zijn wegens overstromingen)

- In de kuststreek zijn vele gebieden en dorpen verdwenen door overstromingen

  • verbreding van de Westerschelde
  • afkalving van de kust

- Andere plaatsen, hoeven en gehuchten zijn misschien verlaten wegens veeninklink na ontginning; zie luchtfoto pg 467

  • dit is voorgekomen in Holland
  • weinig bewijzen voor Vlaamse en Zeeuws-Vlaamse kustvlakte
  • indien er veeninklink was > vroeger gebeurt bij de actieve ontginning van het veen

Lees meer...

Inleiding en doelstelling

- M. Gottschalk en A. de Kraker: studies over het landschap van de Vlaamse en Zeeuws-Vlaamse kust > Beschrijving van landaanwinst en landverlies

- Gehele Middeleeuwen, versneld vanaf late 13de eeuw: voortdurende opvolging van overstromingen > landverlies + pogingen tot indijken

- Breuk omstreeks midden 17de eeuw: stormvloedintensiteit en oorlogsinundaties nemen af > grootste schade van de zogenaamde laatmiddeleeuwse transgressie was voorbij

Laatmiddeleeuwse transgressie = cascade van stormvloeden vanaf 13de eeuw

Bestaat er een verband tussen de structuur van de maatschappijn in deze regio en de evolutie van het landschap, inzonderheid het genoemde landverlies? M.a.w. deze studie probeert de landschapsgeschiedenis op te tillen tot ‘echte’ ecologische geschiedenis, waar relatie mens en natuur centraal staat.

Lees meer...

PROHIBITION EN BEURSCRASH

In 1919 werd het 18de amendement aan de Grondwet toegevoegd, het hield een verbod in op de productie, consumptie, transport en verkoop van alcohol, het staat beter bekend als de ‘Prohibition’. De alcoholhandel komt in handen van de georganiseerde misdaad.
Zo kon je illegaal alcohol consumeren in de speakeasies, dit waren de beruchte illegale cafeetjes waarmee bootleggers (illegale verkopers) stinkend rijk van werden, de bekendste was Al Capone.
Hij hield zich bezig met drank, kansspelen, prostitutie en woekerleningen,… In 1927 verdiende meer dan $ 60 miljoen. Hij stierf in cel aan syfilis.
In 1933 werd het 18de amendement echter uit de Grondwet gehaald.

Herbert Hoover (1929- 1933) was een Republikein, die bij zijn aanstelling als president meldde dat Amerika bijna geen armoede kende (1928), in 1929 stort de Beurs, om verschillende redenen, echter in elkaar:

  • veel mensen hadden gespeculeerd op de beurs en zo werd voor vele aandelen een te hoge prijs betaalt…
  • de mensen hadden ook veel consumptiegoederen aangekocht op afbetaling.
  • bedrijven hadden meer aandelen uitgegeven dan economisch aanvaardbaar.

    Er heerste onzekerheid, en plotseling begonnen mensen razendsnel hun aandelen te verkopen, de beurscrash vond plaats op donderdag 24 oktober 1929, oftewel Black Thursday

De welvaart van de jaren ’20 was gebouwd op de wankele basis van een ware luchtbeleconomie:

Eerst en vooral verkleinde de Europese afzetmarkt nadat de Europese industrie en landbouw zich had hersteld na WOI en nu dus konden produceren voor eigen markt.
Er was een crisis in de zware industrie, mijnbouw, het spoor en de landbouw…
Zo waren er in 1930 ongeveer vier miljoen werklozen, in 1932 was dit al echter opgeklommen tot 13 miljoen. Verder was het merendeel van de rijkdom geconcentreerd bij maar 2% van de bevolking, die zich praktisch alles kon veroorloven… De rest kocht op krediet.

Hoover en andere Republikeinen vonden dat de federale overheid niet mocht tussen komen in de economie, hij kon de problemen echter niet oplossen…

Men had een bezielend leider nodig, in 1932 werd Franklin D. Roosevelt verkozen.

Lees meer...

XENOFOBIE EN VERZET TEGEN VERNIEUWING

Zoals eerder aangehaald kwam er echter ook verzet tegen de nieuwe materialistische cultuur. Zo was er de Lost Generation die alles van zich afschreven, maar er ontstonden ook bepaalde groeperingen die wilden terugkeren naar het Puriteinse Amerika met zijn oude waarden en die liever de voorkeur gaven aan actie…
Xenofobie was wel verspreid, omdat men de immigranten als brengers van vernieuwing zag…
Hierdoor werd mede de FBI (Federal Bureau of Investigation) opgericht, die zich ook bezig houdt met te onderzoeken of dat de nieuwe immigranten een slecht gedachtegoed hadden.
Zo was er ondermeer de Red Scare: na de Russische Revolutie in 1917 en de oprichting van de Comintern was men erg bang dat de communistische ideeën zouden overwaaien naar de VS. Zo worden de Palm Raids georganiseerd (door Mitchell Palmer, de oprichter van de FBI) die vermeende communisten moet opsporen waardoor er ca. 4000 mensen werden opgepakt.

Er komt ook een heropleving van de Ku Klux Klan vooral in het Zuiden en de Midwest
Aanvankelijk waren ze tegen de zwarten, maar dat evolueerde naar White American Protest dat gericht was tegen alles wat als on-Amerikaans werd beschouwd (Zwarten, Joden, Katholieken, Immigranten).

De KKK was tegen de modernisering van de samenleving waarin andere bevolkingsgroepen (ook vrouwen) een betere plaats kregen… In 1923 telde de organisatie ongeveer 5 miljoen leden.

Er zijn ook nog andere voorbeelden waaruit blijkt dat Amerika in de jaren ’20 sterk had te leiden onder de toenemende xenofobie.
Zo waren Nicola Sacco en Bartholomeo Vanzetti Italiaanse anarchisten die in 1921 beschuldigd werden van moord en ter dood veroordeeld werden zonder feitelijke bewijzen.
De rechters en jury waren erg partijdig…hun Zuid-Europese afkomst bleek een rol te spelen…
Vanuit heel de VS en Europa kwam luid protest, maar ze werden echter geëxecuteerd in 1927.

Tussen 1921 en 1924 werden er immigratiewetten uitgewerkt die een beperking invoerde op het aantal immigranten uit Oost- en Zuid-Europa, er waren echter geen beperkingen voor Noord- en West-Europa.


Een ander voorbeeld van het sluipende antimodernisme is het Scope Trial, dat ook wel de Monkey Trial genoemd werd. Zo waren er religieuze fundamentalisten die vasthielden aan het scheppings-verhaal uit de bijbel en de evolutiegedachte van Darwin naast zich neerlegde, zo was het in enkele staten verboden om de evolutieleer te onderwijzen…

Één van die staten was Tennessee (behoort tot de Bible Belt) waar John T. Scopes het darwinisme wel had besproken in zijn lessen, hij werd vervolgd in 1927 in Dayton (Tennessee)? Zijn proces werd door gans Amerika aandachtig gevolgd.
De aanklager was William Jennings Bryen, die van het platteland kwam. De advocaat van Scopes was Clarence Darrow die uit de stad kwam. Zo stonden als het ware de ideeën v/h platteland tegenover die van de steden. Scope verloor echter omdat hij de wet had overtreden maar hij had de steun van het merendeel van de publieke opinie.
Uiteindelijk trokken de modernisten aan het langste eind en werd de evolutieleer algemeen aanvaard.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen