Menu

Agonisten en antagonisten

Agonist is een is een stof die de endogene ligand na doet en op dezelfde plek als de endogene ligand bind.

Allostere ligand bindt op een andere plek dan de agonist. Door de binding is er een modulatie van de receptor waardoor het effec versterkt wordt. Een allostere ligand neemt de functie van een endogene stof dus niet over.

Lees meer...

Effect

Een farmacon moet een bepaald effect hebben. E = α ∙ [AR], α: intrinsieke activiteit (efficacy) tussen 0 (antagonist) en 1 (vollge agonist).

Het effect kan in een dose-response curve worden uitgezet. Hierin is de EC50 uit te lezen, dit is de Effecieve Dosis waarbij 50% van de respons bereikt is en zegt iets over potency. Emax is het maximale effect en zegt iets over efficacy.

Lees meer...

Faramaca en receptoren

45% van de farmaca heeft receptoren als doelwit. Er zijn verschillende soorten receptoren:

– Ionotroop (kanaal)

– G-eiwit gekoppeld: deze zijn doelwit voor endogene amines, GABA, ionen, glutamaat,

lipiden, maar ook geur en licht. Ze zitten heel specifiek op een weefsel, dit is gunstig voor een therapeutische effect, want het farmacon werkt dan veel specifieker.

– Kinase-gerelateerd

– Nucleair

Receptorconcept: [A] + [R] ↔ [AR] → effect. De kans dat deze binding plaatsvindt is groter als [A] of [R] groot is, maar [R] is constant, dus wordt [A] aangepast.

De dissociatieconstante, Kd, is de concentratie waarbij 50% van de receptoren bezet is. De Kd wil je daarom zo laag mogelijk hebben.

In een logaritmische bindingscurve (aantal receptoren-dosis) ligt de Kd bij het omslagpunt. De Bmax is het maximale aantal binding (dus receptoren). L50 ????

Receptorreserve: Emax is bereikt maar nog niet alle receptoren zijn gebonden. Iemand is dan gevoeliger voor een farmacon.

Receptordrempel: Er moeten heel veel receptoren bezet zijn om een effect te hebben.

Lees meer...

Farmacodynamiek

Farmacodynamiek houdt zich bezig met wat het farmacon met het lichaam doet. Er wordt vooral gekeken naar de dosis-effect relatie, om zo een goede dosis te vinden. Belangrijke begrippen daarbij zijn potency en efficacy. Potency zegt iets over hoeveel er gegeven moet worden om een effect te behalen. Efficacy zegt iets over het maximaal te bereiken effect (Emax).

Lees meer...

Orale toediening

Mate van opname is de F∙D (fractie x dosis). De snelheid is de Ka. Cmax is de maximale concentratie. Deze parameters worden bepaald door absorptie, leverfunctie en enterocyten (first pass effect) en de soort toediening (retard, drankje, capsule). Hiernaast staat de C-t curves van een eenmalige inname.

Bij meervoudige inname ontstaat er een andere grafiek. De intervaltijd, tijd tussen de innames, is τ (tau). Er is telkens een maximale en een minimale concentratie. Daartussen ligt de gemiddelde concentratie (Cave = (Cmax+Cmin)/2). De concentratie fluctueert dus. Het is ideaal als de fluctuatie zo klein mogelijk blijft.

Lees meer...

Infuus

Bij een infuus is er sprake van 0e orde opname en vaak een 1e orde eliminatie. Bij een Oe orde opname is de opnamesnelheid Ko gelijk aan Rinf (toendieningssnelheid). Bij een infuus zal er na 4 à 5 keer de halfwaardetijd de steady state bereikt worden. Dit is een constante concentratie in het bloed. Als de T½ heel groot is, zal de steady state niet bereikt worden in een korte tijd. Bij een verslechterde nierfunctie wordt bijvoorbeeld de T½ groter. Css = Rinf/CL

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen