Werkloosheidservaring
- Gepubliceerd in Sociologie
- Reageer als eerste!
De effecten van werkloosheid op het functioneren en op het welzijn van werklozen.
De effecten van werkloosheid op het functioneren en op het welzijn van werklozen.
De arbeidsmarkt = het geheel van mechanismen en instituties aangaande de koop en verkoop van arbeidsvermogen, waardoor zowel de allocatie als de prijsvorming tot stand komt.
Allocatie: verwijst naar de toewijzing van arbeidskrachten over de beschikbare jobs.
Prijsvorming: wijst op de materiële en immateriële voorwaarden waaraan aanbieders hun arbeid verkopen.
Werkloosheid = verschil tussen aanbod en vraag
4 kenmerken:
- personen ouder vanaf 16jaar
- geen werk hebben
- beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt
- actief zoeken naar werk.
-> werkloosheid is onvrijwillig, heeft een impact op het leven, het welzijn en toekomstige levenskansen van de werklozen.
= realistische habitus. De leden van de lagere klassen evalueren alles op zijn functie.
vb.: voedsel moet voedzaam zijn, kleding warm, cultuur ontspannend, …
Dit is een zeer mobiele klassen. De meeste fracties zijn aan het dalen/stijgen. Bourdieu: de samenleving groeit naar een duale samenleving met slechts 2 klassen (proletariaat & bourgeoisie), naar de marxistische assumptie.
Centraal en gemeenschappelijk kenmerk: ‘steeds te weinig’, te weinig cultureel als economisch kapitaal, en daarvan zijn de leden zich sterk bewust. De nadruk ligt hier dan ook op spaarzaamheid, correcte levenswijze en discipline -> puriteinsascetische habitus.
3 fracties te onderscheiden door het sociale traject:
1. Intellectuelen: hoog cultureel, weinig economisch kapitaal.
-> aristocratisch ascetisme. Een gebrek aan economisch kapitaal dwingt hen ertoe om een ascetische levenshouding te bepleiten.
vb.: kunstenaar met lage verkoop
2. Economische elite: hoog economisch, weinig cultureel kapitaal.
-> ze hechten veel belang aan het formele. Zij drukken hun afstand van het puur functionele door verspilling of luxehabitus.
vb.: industriëlen, groothandelaars, … (de nieuwe rijken)
3. Tussenpositie: hoog cultureel, hoog economisch kapitaal.
-> naargelang het traject of de anciënniteit in de dominante klasse, wordt de positie bepaald.
vb.: ‘oud geld’, beroepen met zekere prestige & traditie (advocaat, notaris, dokter, …), vrije beroepen (sommige).